Giter Site home page Giter Site logo

improved-fortnight's Introduction

improved-fortnight

De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) was de oorlog tussen Groot-Brittannië en haar dertien koloniën in Noord-Amerika die later de Verenigde Staten zouden vormen. De oorlog was een onderdeel van de Amerikaanse Revolutie en resulteerde in de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten. Voor het begin van de oorlog waren de verschillen tussen de diverse koloniën vooral in economisch opzicht erg groot. Het Noorden was een gebied met handelaren en kleine boeren, terwijl de economie van het Zuiden bepaald werd door van slavernij afhankelijke tabaks-, rijst- en katoenplantages. Door de gezamenlijke Franse vijand in Canada trok men aanvankelijk nog gelijk op en dat leidde in 1763 tot de verovering van Canada na de zogeheten Franse en Indiaanse Oorlog. De Amerikaanse Revolutie was het resultaat van een nieuw politiek besef en van de door het Britse Parlement ingevoerde wetten die nadelig waren voor de dertien kolonies. De weerstand tegen deze wetten leidde tot een politieke en sociale afsplitsing van het Britse Rijk en dreef de dertien kolonies ertoe zich te verenigen in een onafhankelijke staat: de Verenigde Staten van Amerika. De basisideeën die de Amerikaanse Verlichting, die schatplichtig was aan de Europese Verlichting, typeerden waren liberalisme, democratie, republicanisme en religieuze vrijheid. Het groeiende geloof door de kolonisten in deze concepten zorgde voor een nieuwe politieke en sociale identiteit. Het republicanisme, dat werd aangehangen door alle Founding Fathers, dreef de revolutie aan. Deze ideologie was dominant in de dertien kolonies in 1775 en was voornamelijk gericht tegen de corruptie, die volgens hen het Britse bestuur typeerde. Deze corruptie, die verpersoonlijkt werd door het parlement in Londen maar ook door de aristocratie in de kolonies, bedreigde de vrijheid van de kolonisten en werd door hen dan ook streng veroordeeld. Polemische schrijvers als Thomas Paine en Patrick Henry speelden een grote rol in de groei van de revolutionaire geest onder gewone Amerikanen. Vooral Common Sense, een pamflet van Paine dat de monarchie zelf aanviel, was heel populair. Alleen al in 1776 verschenen er 25 edities van en er werden meer exemplaren van verkocht dan van gelijk welk gedrukt document uit de koloniale geschiedenis van Amerika. Paine schreef in een taal en stijl die voor iedereen toegankelijk was en vermeed het wettelijke en logische jargon van andere pamfletten uit die tijd. Hij maakte ook gebruik van Bijbelse metaforen en gewone taal, die de lezers vanuit hun calvinistische achtergrond sterk aanspraken. In het pamflet viel Paine de Britse monarch aan en noemde hem "a royal brute" (een koninklijke bruut). Hij spoorde de Amerikanen aan om op te komen voor hun vrijheid. Duizenden lazen en luisterden naar Common Sense en werden erdoor geradicaliseerd. De kerken van Dissenters stonden bekend als scholen van de democratie, ze predikten revolutionaire gedachten onder het mom van het vechten tegen tirannie zoals in het Oude Testament. Tijdens de Zevenjarige Oorlog in Amerika vochten voornamelijk Britse troepen tegen de Fransen. De Britse troepen werden gefinancierd met belastinggeld dat in Groot-Brittannië geïnd werd en na deze oorlog zocht het Britse Parlement compensatie voor de gemaakte kosten. Vanaf 1764 voerde Groot-Brittannië verscheidene "Acts" of wetten in die de Amerikaanse kolonies nieuwe belastingen oplegden en grote weerstand opriepen binnen de kolonies. De Amerikanen zagen door de directe belastingen hun rechten als Engelsman geschaad. Zonder verkozen vertegenwoordiging in het parlement waren deze wetten volgens de kolonisten illegitiem. Voor de Britten waren deze wetten noodzakelijk om de autonomie, die verkregen was met het oog op economische ontwikkeling ten behoeve van het vaderland, van de kolonisten terug te schroeven. De "Sugar Act" was een aanpassing van de "Molasses Act" uit 1733 die ineffectief bleek te zijn omdat ze massaal omzeild werd. De wet versoepelde enerzijds de voorgaande door slechts 3 pence per gallon melasse te innen in plaats van 6 pence, doch ze stelde nieuwe maatregelen voor om de taks te innen. De "Currency Act" verbood de dertien kolonies het aanmaken van papiergeld om zowel publieke en de private schulden te vereffenen. De "Quartering Act" verplichtte de dertien kolonies tot het onderhoud en de huisvesting van Britse troepen in Amerika. De kolonies beschouwden deze wet als illegaal omdat ze indruiste tegen de "Bill of Rights" uit 1689, die een staand leger verbood. De "Stamp Act" legde de Amerikanen een belasting op die betrekking had op het gebruik van papier dat gecertificeerd werd door een zegel of stempel. Deze documenten bestonden onder andere uit kranten en juridische documenten. De "Townshend Acts" waren vijf wetten die tot doel hadden een hoger inkomen uit de kolonies te genereren. Hiervoor werden er nieuwe belastingen geheven op lood en papier. Met de opbrengst hiervan werd het salaris van de rechters en gouverneurs binnen de kolonies betaald, zodat deze onafhankelijk van de kolonies zouden kunnen werken. Tevens werd met de nieuwe middelen New York gestraft, dat de "Quartering Act" niet naleefde. Hiermee schiep het Britse Parlement het precedent, dat stelde, dat zij het recht had om de kolonies te berechten. Door de grote weerstand tegen deze wetten voelde het parlement zich genoodzaakt Boston in 1769 te bezetten, wat uiteindelijk zou leiden tot het Bloedbad van Boston in 1770. De "Tea Act" vergrootte het monopolie van de Britse Oost-Indische Compagnie over de theehandel binnen alle Britse kolonies door toe te staan dat de Compagnie haar overschot mocht verkopen zonder koloniale invoerrechten te betalen. Door dit monopolie ontstond in de dertien kolonies een grote weerstand tegen Britse thee. Deze weerstand zou culmineren in de Boston Tea Party in 1773. De "Quebec Act" verlengde de grenzen van Quebec langs de Ohio-rivier. Hierdoor werden de claims van de dertien kolonies ongeldig. De vier wetten die samen de "Intolerable Acts" vormden, waren de laatste wetten die het Britse Parlement uitvaardigde voor de dertien kolonies. De "Massachusetts Government Act" veranderde het charter van Massachusetts en verbood publieke samenkomsten. De "Administration of Justice Act" stelde dat alle Britse soldaten die verdacht werden van een misdaad niet in de kolonies maar in Groot-Brittannië berecht moesten worden. De "Boston Port Act" sloot de haven van Boston af tot de Britse regering vergoed was voor de thee die verloren ging in de Boston Tea Party. De laatste wet, de "Quartering Act", was een uitbreiding van de wet met dezelfde naam uit 1765. Bij deze wet diende er geen toestemming van eigenaars te zijn wanneer Britse soldaten in hun huis gelegerd werden. De Amerikaanse politieke oppositie werd oorspronkelijk gevoerd door koloniale raden zoals het "Stamp Act Congress". Deze raden bevatten vertegenwoordigers van alle kolonies. In 1765 werden de Sons of Liberty gevormd. Dit was een groepering die demonstraties, geweld en bedreigingen gebruikte om de uitvoering van de nieuwe wetten onmogelijk te maken. Hoewel ze openlijk vijandig waren tegen het Parlement, bleven de kolonisten smeekbedes en petities ter interventie sturen naar de koning, die zij nog altijd trouw waren. Vanaf 1772 werden onder impuls van Samuel Adams in Boston in alle dertien kolonies "Committees of Correspondence" opgericht. Deze comités zouden uiteindelijk het raamwerk vormen voor de rebellerende regering van de Verenigde Staten. In totaal dienden 7000 à 8000 patriotten in deze comités op zowel het lokale als koloniale niveau. De comités waren de leiders van het Amerikaans verzet tegen de Britse acties en organiseerden grotendeels de krijgshandelingen op lokaal en staatsniveau. Toen het Eerste Continentaal Congres besloot, om massaal Britse producten te boycotten, waren het de comités die hierbij het voortouw namen. Ze inspecteerden handelsregisters en publiceerden de namen van de handelaars die zich niet aan de boycot hielden. Tevens promootten ze patriottisme en huisnijverheid, waarbij ze Amerikanen aanraadden om eenvoudig te leven. Geleidelijk aan vergrootte de macht van deze comités over alle deelgebieden van het publieke leven. In 1774-1775 hielden ze toezicht op de verkiezingen van de Provinciale Congressen. Deze zouden de taak van de koloniale raden overnemen. In 1774 werden afgevaardigden van alle provinciale congressen verenigd in het Eerste Continentaal Congres, dat een overlegorgaan was en diende voor de coördinatie van collectieve actie. Voor het uitbreken van de oorlog was Boston het centrum van revolutionaire activiteit, wat in 1774 tot de Massachusetts Government Act zou leiden. Deze wet hief het lokale bestuur in de kolonie op, wat tot grote weerstand leidde bij de lokale bevolking. Deze weerstand zorgde ervoor dat de Koninklijke ambtenaren in Massachusetts ontslag namen of zich moesten verschuilen in Boston, omdat revolutionairen de controle van Massachusetts overgenomen hadden. In Boston was luitenant-generaal Thomas Gage, die tevens opperbevelhebber was van het Britse leger in Noord-Amerika, gelegerd met 4000 Britse soldaten. In de nacht van 18 april 1775 zond generaal Gage 700 soldaten uit om de munitie die de koloniale militie in Concord had opgeslagen in beslag te nemen. De militie werd gealarmeerd voor de komst van de Britten en toen deze in de ochtend van 19 april Lexington binnenmarcheerden stuitten ze op 77 militieleden op het dorpsplein. Na een schermutseling trokken de Britten verder richting Concord waar drie compagnieën aan de ‘North Bridge’ werden verdreven door 500 militieleden. De Britten trokken zich terug naar Boston maar gedurende deze terugtocht werden ze door duizenden minutemen aangevallen, waardoor de terugtocht een totale ramp werd. De slagen om Lexington en Concord luidden de officiële start in van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. De militie omsingelde Boston, terwijl 4500 man Britse troepen via de zee de stad versterkten. Het verzamelde Britse leger dat door generaal William Howe aangevoerd werd, veroverde met de Slag om Bunker Hill het schiereiland waar Charlestown lag. Hoewel de Amerikanen verslagen werden en zich terugtrokken, waren de Britten door zware verliezen niet in staat deze overwinning uit te buiten en de aanval door te zetten. Het beleg van de stad werd zodoende niet gebroken en generaal Gage werd door generaal Howe vervangen als opperbevelhebber. In juli 1775 kwam de net aangestelde generaal George Washington aan buiten Boston om het bevel van de koloniale militie op te nemen en een Continentaal leger op te richten. Het Amerikaanse leger had een groot tekort aan buskruit en Washington vroeg om nieuwe voorraden. Hiervoor werden arsenalen geplunderd en buskruit geïmporteerd uit Frankrijk (90 procent van de beschikbare hoeveelheid werd tegen het einde van 1776 weer geïmporteerd). De patstelling bij Boston duurde tot in maart 1776 toen zwaar geschut, dat de militie buit maakte in Fort Ticonderoga, door kolonel Henry Knox werd aangevoerd en de Britten op 17 maart 1776 de stad deed uitvluchten naar Halifax in Nova Scotia. Na de inname van Boston verplaatste Washington het grootste deel van het continentale leger naar New York. Drie weken na de start van het beleg van Boston veroverden militieleden onder leiding van Ethan Allen en Benedict het Fort Ticonderoga. Dit fort lag op een strategisch belangrijke plaats tussen New York en de provincie Quebec. Na de overname van het fort plunderde de militie het nabije Fort Saint-Jean (Fort St. John’s), dat niet ver van Montreal lag. De plundering alarmeerde de gouverneur van Quebec, die Fort Saint-Jean liet versterken en onderhandelingen startte met de Irokezen en andere indianenstammen om hun steun te verkrijgen. De acties van de gouverneur wees het Congres op de mogelijkheid van een invasie door de Britten uit het noorden, waardoor ze toestemde met de invasie van Quebec. Het doel van deze invasie was het verdrijven van de Britten uit deze provincie. Op 2 november 1775 belegerde en veroverde brigade-generaal Richard Montgomery met 1700 militieleden Fort Saint-Jean en vervolgens Montreal op 13 november. De Britse generaal Carleton ontsnapte naar Quebec en bereidde de stad voor op een beleg. Op 31 december verenigde het leger van Montgomery zich met dat van kolonel Arnold. Deze had door een zware tocht door de wildernis ongeveer de helft van zijn 1100 manschappen verloren. Samen vielen ze Quebec aan. De aanval werd door Carleton afgeslagen. Dit was een nederlaag voor de Amerikanen, die generaal Montgomery verloren en 400 man in krijgsgevangenschap zagen gaan. De Amerikanen bleven zich ophouden rond Quebec tot de lente van 1776, toen de Britse kapitein Charles Douglas aankwam met een eskader schepen ter versterking van de stad. Op 8 juni 1776 werd een volgende poging van de Amerikanen om Quebec te veroveren afgeslagen bij Trois-Rivières. Dit werd gevolgd door een tegenaanval van generaal Carleton, die kolonel Arnold versloeg bij de slag bij Valcour Island in oktober. Hierna trok Arnold zich terug naar fort Ticonderoga. Hoewel de invasie van Quebec van 1776 voor de Amerikanen op een ramp uitdraaide, bleek ze wel voldoende om een grootschalige Britse invasie tegen te houden tot de Saratogacampagne van 1777. Wel kostte de invasie van Quebec de Amerikanen hun steun in de Britse publieke opinie. Nadat de Britse generaal Howe verplicht was Boston te verlaten, was zijn doel nu het veroveren van New York. Ter verdediging van deze stad had generaal Washington 20.000 manschappen opgesteld in Long Island en Manhattan, waar hij de nieuwe onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten aan zijn troepen liet voorlezen. Ondertussen verzamelden Britse troepen en Hessische huurlingen zich in Staten Island voor de nakende campagne. Na de landing van 22.000 Britse soldaten in Long Island op 27 augustus 1776, werden de Amerikanen, na de grootste veldslag van de revolutie, naar de Brooklyn Heights teruggedreven. Generaal Howe belegerde er vervolgens de versterkingen, maar generaal Washington slaagde erin, om ’s nachts ongemerkt zijn volledige leger te laten ontsnappen over de East River. Na een mislukte poging om een vredesakkoord te onderhandelen op 11 september zette generaal Howe de aanval verder en nam New York in op 15 september. Hierna volgden schermutselingen met generaal Washington, maar deze laatste wist altijd te ontsnappen. Na de Slag bij White Plains op 28 oktober 1776 veroverde generaal Howe Fort Washington op Manhattan. Hierbij nam hij 2.000 krijgsgevangenen. Deze werden ondergebracht in gevangenisschepen in New York. Deze schepen werden berucht, doordat door de verwaarlozing van de gevangenen er meer soldaten en matrozen stierven in gevangenschap dan in alle veldslagen van de oorlog samen. Na de inname van Fort Washington kreeg generaal Clinton de opdracht om Newport te veroveren, terwijl generaal Lord Cornwallis Washingtons leger achtervolgde doorheen New Jersey tot aan de Delaware bij de grens met Pennsylvania. Bij het invallen van de winter van 1776 had het Amerikaans Continentaal leger 5.000 soldaten aan Howe verloren. De toekomst voor het Continentaal leger zag er dan ook somber uit, doordat op het einde van 1776 de dienstplicht erop zat en de totale sterkte van het leger maar op 1.400 zou komen te liggen. Uit wanhoop was het Congres al uit Philadelphia vertrokken, doch het verzet tegen de Britten groeide op het platteland. Op kerstavond stak Washington ongezien de Delaware weer over en nam na de slag bij Trenton op 26 december 1776 1.000 Hessische huurlingen gevangen. Lord Cornwallis trachtte Trenton te heroveren op de Amerikanen, maar werd teruggeslagen en op 3 januari 1777 werd de achterhoede van zijn leger bij Princeton aangevallen. Generaal Washington plaatste zijn winterkwartier in Morristown, maar de hele winter bleven militieleden uit New Jersey prikacties uitvoeren tegen de in de staat gelegen Britse en Hessische troepen. Deze zagen zich genoodzaakt om zich terug te trekken naar New York. Gedurende elke fase van de oorlog, veronderstelden de Britten, dat veel loyalisten de koning en het Britse leger te hulp zouden schieten. Dit bleek echter een misvatting, veelal ingegeven door loyalisten in ballingschap in Londen, de loyalisten waren immers erg slecht georganiseerd en slaagden er niet in militaire doelen te verwezenlijken. Zo diende generaal Clinton in februari 1776 zijn invasie van Noord-Carolina af te breken, nadat hij vernam, dat de loyalisten verpletterend verslagen werden bij de Slag bij Moore’s Creek Bridge. In juni probeerde generaal Clinton Charleston, de grootste haven in het zuiden, in te nemen. Hiermee hoopte hij een opstand van de loyalisten in Zuid-Carolina te bespoedigen, doch hij faalde, doordat de vloot verslagen werd door de forten rond de stad. Voor de planning van de operaties voor 1777 hadden de Britten twee legers ter beschikking in Noord-Amerika. Het leger van Carleton in Quebec en dat van Howe in New York. In Londen werden de operaties voor beide legers door Lord George Germain goedgekeurd, maar door miscommunicatie, slechte planning en de rivaliteit tussen de generaals verliepen ze niet zoals gepland. Howe veroverde Philadelphia, het leger van Carleton gaf zich over na de slag bij Saratoga. Beide generaals gaven hun commando op na de campagne van 1777. De eerste campagne van 1777 was een expeditie vanuit Quebec onder aanvoering van generaal John Burgoyne. Het doel was de verovering van Lake Champlain en de corridor van de Hudson. Zo zou New England gescheiden worden van de andere kolonies. De invasie van Burgoyne bestond uit twee componenten: enerzijds trokken 8000 soldaten langs het meer naar Albany, anderzijds trokken 2000 soldaten onder leiding van Barry St. Leger langs de vallei van de Mohawk om eveneens bij Albany uit te komen. Burgoyne vertrok in juni en heroverde Fort Ticonderoga in juli. Gedurende het vervolg van zijn tocht werd hij gehinderd door de Amerikanen die wegen versperden en liep hij vertraging op, doordat de logistiek van zijn leger te omvangrijk was. Toen hij voorraden trachtte in te slaan verloor hij 1000 soldaten bij de slag bij Bennington. Ondertussen werd Fort Stanwix belegerd door St. Leger, wiens troepenmacht voor meer dan de helft bestond uit indianen onder aanvoering van Sayanqueraghta. Minutemen en Indiaanse bondgenoten werden in een hinderlaag gelokt en verdreven bij de slag bij Oriskany. Toen een tweede ontzettingsleger, onder leiding van generaal Benedict Arnold Fort Stanwix naderde, vluchtten de Indiaanse bondgenoten van Carleton, waardoor hij het beleg moest opgeven en zich terug moest trekken naar Quebec. Burgoynes leger marcheerde ondertussen voort naar Albany, hoewel het maar 6000 soldaten meer telde en zonder voorraden zat. Ze werden opgewacht door generaal Horatio Gates en zijn 8000 man tellend leger, dat zich 16 kilometer bezuiden Saratoga hadden ingegraven. Burgoyne trachtte dit leger te omsingelen maar werd gestuit door de eerste slag bij Saratoga. De verhoopte steun van generaal Howe kwam er niet omdat deze richting Philadelphia marcheerde. Het leger van Gates werd ondertussen vergroot en telde al 11.000 soldaten die, bij de Tweede Slag bij Saratoga op 17 oktober 1777, Burgoyne tot overgave dwongen. Saratoga was het keerpunt van de oorlog, waardoor het vertrouwen en de vastberadenheid van de revolutionairen hernieuwd werd. De overwinning zette de Fransen aan tot het sluiten van een openlijke alliantie (ze leverden al twee jaar geheime steun) met de Amerikanen, waardoor de oorlog voor de Britten veel moeilijker werd. Na New York veiliggesteld te hebben in 1776 was het nieuwe doel van generaal Howe in 1777 de verovering van Philadelphia, de stad waar de revolutionaire regering zetelde. Eind augustus arriveerde hij met 15.000 Britse soldaten aan het noordelijke einde van de Chesapeake Bay. Tussen Philadelphia en generaal Howe was George Washington gepositioneerd met 11.000 soldaten, die na de Slag bij Brandywine op 11 september 1777 teruggedreven werden. Het Congres verliet de stad en op 26 september kon generaal Howe de stad zonder tegenstand innemen. Washington trok zich terug in oktober en wachtte de volgende zet van de Britten af. Na een Britse aanval bij White Marsh afgeslagen te hebben en een mislukte aanval op het leger van Howe bij Germantown, sloeg het leger van Washington kamp op in Valley Forge in december 1777. Deze plaats lag 32 kilometer van Philadelphia en het leger verbleef er zes maanden. Van de 10.000 soldaten stierven er 2.500 aan ziektes en ontbering. De volgende lente marcheerde het Valley Forge gesterkt uit na een training door Baron von Steuben, die het Amerikaanse leger de modernste Pruisische organisatiemethoden en tactieken had bijgebracht. Generaal Howe werd als opperbevelhebber vervangen door generaal Clinton. Doordat de Fransen zich in de oorlog gemengd hadden, diende de Britse strategie te veranderen. Clinton verliet daarin Philadelphia om New York te gaan versterken, dat kwetsbaar was voor aanvallen van de Franse marine. Gedurende de tocht van Clinton van Philadelphia naar New York achtervolgde het Amerikaanse leger dat van de Britten en leverde er de laatste grote veldslag mee in het noorden, de slag bij Monmouth op 28 juni 1778. Het Britse leger van Clinton kwam net aan in New York, toen de Franse vloot onder admiraal d’Estaing aankwam aan de Amerikaanse kust. Het leger onder Washington trok zich terug ten noorden van New York. In 1778 werd de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog een internationale oorlog, die zich naar Europa, de Europese kolonies in Amerika en India verspreidde. Frankrijk was al sinds 1776 informeel betrokken bij het conflict in Noord-Amerika. De Franse admiraal La Touche-Tréville leverde de Amerikanen voorraden, munitie en wapens op vraag van Thomas Jefferson. Nadat de Amerikaanse overwinning bij Saratoga bekend werd, tekenden de Fransen het verdrag van alliantie op 6 februari 1778. Hierbij gingen beide naties een militaire alliantie aan met elkaar. Nadat Frankrijk officieel de oorlog instapte, volgde zijn Europese bondgenoot Spanje in juni 1779. Spanje weigerde eerst de Amerikaanse onafhankelijkheid te erkennen, dit omdat ze niet happig was op anti-koloniale opstanden, die ook in het grote Spaanse Rijk konden uitbreken. Nadat Frankrijk en Spanje zich bij de Verenigde Staten hadden aangesloten in de strijd tegen Groot-Brittannië, sloot de Republiek zich eind 1780 ook aan bij de anti-Britse alliantie. Doordat Engeland nu ook een Europese oorlog moest uitvechten, werd de hoop opgegeven, om de opstandige kolonie door middel van een bezetting terug te onderwerpen. Koning George III wenste vooral de Amerikanen te straffen voor hun ongehoorzaamheid. Het plan hiertoe was de oorlog zo lang mogelijk rekken. Het plan bestond erin om de 30.000 soldaten in New York, Rhode Island, Quebec en Florida gelegerd te houden, terwijl andere troepen de Fransen en Spanjaarden in de Caraïben aanvielen. Om de Amerikanen te straffen diende volgens de Britse vorst hun handel vernietigd, hun havens gebombardeerd en kuststeden geplunderd en verbrand te worden. Tevens dienden de indianen op de bewoners van de grensstreken losgelaten te worden. Door al deze acties hoopte de koning dat de loyalisten geïnspireerd zouden worden en het Congres verdeeld zou raken. Hierdoor zou de Amerikaanse bevolking terugkeren onder de Britse kroon. De uitvoering van het plan betekende tevens de voortzetting van een dure oorlog, wat het risico op een ramp met zich meebracht omdat Frankrijk en Spanje een invasievloot aan het opbouwen waren om Groot-Brittannië binnen te vallen. Daarom ging de aandacht van de Britten vanaf 1778 vooral uit naar het verslaan van hun Europese vijanden, om daarna de geïsoleerd geraakte Amerikaanse kolonies weer in te lijven. Aan het begin van de oorlog hadden de Britten een overweldigende superioriteit op zee tegenover de Amerikaanse kolonisten. De Royal Navy beschikte over 100 linieschepen en veel fregatten en kleinere schepen. Deze vloot was echter verouderd en verkeerde in slechte staat, iets waar later Lord Sandwich, First Lord of the Admiralty, de schuld van zou krijgen. Tijdens de eerste drie jaren van de oorlog werd de Royal Navy vooral gebruikt om troepen te transporteren en de commerciële schepen te beschermen. De Amerikaanse kolonisten beschikten niet over linieschepen en waren toegewezen op piraterij om de Britse vloot te hinderen. De Amerikaanse kapers waren een doorn in het oog van de Royal Navy hoewel ze weinig successen boekten. Doch de kapers die opereerden vanuit Franse havens in het Kanaal zetten de Royal Navy soms voor paal en verzuurden de Frans-Britse relaties. Ongeveer 55.000 Amerikaanse matrozen bemanden de kaperschepen tijdens de oorlog. De kapersvloot bestond uit 1.700 schepen en deze veroverden 2.283 op de Britten. Het Continentale Congres richtte een kleine Continentale Marine op in oktober 1775. Deze marine werd voornamelijk gebruikt commerciële schepen te overvallen. John Paul Jones werd de eerste marineheld van de Verenigde Staten nadat hij op 24 april 1778 met zijn 18 kanonnen USS Ranger de 14 kanonnen oorlogssloep HMS Drake veroverde. Toen Frankrijk officieel in de oorlog stapte, betekende dit, dat de Britse hegemonie op de zee werd aangevallen. De alliantie tussen Frankrijk en Amerika verliep in het begin stroef door verschillende militaire prioriteiten. Frankrijk hoopte de Britse bezittingen in de Caraïben te veroveren, de Amerikanen wilden hun onafhankelijkheid bestendigen. Hoewel de Franse financiële steun gedurende de oorlog onontbeerlijk was voor de Amerikaanse Revolutie zou de militaire hulp pas in juli 1780 substantieel worden, toen een grote hoeveelheid soldaten onder leiding van de graaf van Rochambeau toekwam in de Verenigde Staten. Spanje sloot zich aan bij Frankrijk als bondgenoot in de oorlog en had als doel de herovering van Gibraltar en Minorca, die ze verloren had aan de Britten in 1704. Hoewel Gibraltar meer dan drie jaar belegerd werd, hield het Britse garnizoen halsstarrig vol. De Spaanse pogingen om Gibraltar te veroveren faalden. De verovering van Minorca slaagde wel en ving aan op 5 februari 1782. De Caraïbische eilanden en vooral de Kleine Antillen zagen veel actie tijdens de oorlog. Hoewel Frankrijk Saint Lucia al vroeg in de oorlog verloor, domineerde zijn marine de Caraïben en veroverde ze Dominica, Grenada, Saint Vincent, Montserrat, Tobago en Saint Kitts. De bezittingen van de Republiek werden veroverd door de Britten, maar later heroverd door de Fransen, die ze teruggaven. De slag bij de Saintes in april 1782 beknotte de Franse en Spaanse hoop om Jamaica en andere kolonies op de Britten te veroveren. Aan de golfkust verjoeg de Spaanse gouverneur van Louisiana, graaf Bernardo de Gálvez, de Britten uit hun vooruitgeschoven kampen aan de Mississippi in 1779. Vervolgens veroverde de Gálvez Mobile in 1780 en de citadel van Pensacola in 1781. Op 8 mei 1782 werd de Britse marinebasis New Providence in de Bahama's veroverd, hoewel deze laatste teruggeschonken werd na het verdrag van Parijs. De acties van graaf de Gálvez leidden tot de Spaanse verwerving van Florida. Ook Centraal-Amerika was het toneel van het conflict tussen Britten en Spanjaarden, daar de Britten hun invloedssfeer in Belize, Honduras en Nicaragua trachtten uit te breiden. De expedities tegen San Fernando de Omoa in 1779 en San Juan in 1780 (onder leiding van de jonge Horatio Nelson) waren succesloos. De Spanjaarden slaagden er ook niet in om de Britten uit Centraal-Amerika te verjagen. Buiten de verwerving van Tobago door de Fransen zou de vrede van 1783 alle kolonies in de Caraïben terugschenken aan de eigenaar van voor de oorlog. Na de oorlogsverklaring door de Fransen veroverden de Britten in 1778 Pondicherry na een beleg van twee maanden. De verovering van de Franse haven Mahé zette sultan Haider Ali van Mysore aan tot de tweede oorlog tussen Mysore en de Britten in 1780. Ali en vervolgens zijn zoon Tipu Sultan dreven de Britten bijna uit Zuid-India, maar door zwakke Franse steun eindigde de oorlog met het verdrag van Mangalore in een status quo ante bellum . Ook de Franse kolonies werden na de oorlog teruggegeven. Hoewel de Republiek neutraal was, dreef ze handel met de Amerikanen. De handel van wapens en munitie tegen koloniale goederen druiste in tegen de Navigation Acts. De Britten trachtten deze handel te verhinderen, eerst via diplomatieke kanalen, vervolgens door het doorzoeken van Nederlandse handelsschepen en de confiscatie van de handelswaar. Deze situatie escaleerde verder toen de Britten een Nederlands schip confisqueerden in december 1779. Hierop voegde de Republiek zich bij het verbond van gewapende neutraliteit. De Britten verklaarden de Republiek op grond hiervan in december 1780 de oorlog, waarmee de vierde Engels-Nederlandse oorlog een feit was. Deze oorlog was een militaire en economische ramp voor de Republiek. Door politieke verdeeldheid kon zij niet treffend reageren op de Britse blokkade van de kust en de verovering van haar kolonies. In het vredesverdrag van 1784 tussen beide naties, verloor de Republiek de Indiase haven Negapatam en diende ze ook handelsconcessies te doen. De Republiek tekende in 1782 een vriendschaps- en handelsverdrag met de Verenigde Staten, waarmee ze als tweede (na Frankrijk) officieel de Verenigde Staten erkende. Tijdens de eerste drie jaar van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog vonden de gevechten vooral plaats in het noorden, hoewel een Britse overname van Charleston verhinderd werd en verschillende acties ondernomen werden tegen de Britten in Florida. Nadat de Fransen zich bij de Amerikanen aangesloten hadden, richtten de Britten hun aandacht op de zuidelijke kolonies. Deze trachtten ze te heroveren met de hulp van de loyalisten. Deze strategie bood als groot voordeel, dat de marine dichter bij de Caraïben gestationeerd werd, waar ze voortdurend nodig was om de Britse kolonies en handelsbelangen te beschermen. Op 29 december 1778 veroverde een expeditie van generaal Clinton uit New York Savannah in Georgia. De poging door Fransen en Amerikanen om deze stad te heroveren mislukte op 9 oktober 1779. In mei 1780 belegerde generaal Clinton Charleston, die de grootste stad in het zuiden was, waarbij hij zowel de stad als het merendeel van het zuidelijke Continentale Leger buit maakte. De resten van het Zuidelijke Continentale leger trokken zich terug naar Noord-Carolina maar werden achtervolgd door luitenant-kolonel Banastre Tarleton, die een overwinning boekte in de slag bij Waxhaws op 29 mei 1780. Deze overwinning deed de Amerikaanse militaire activiteit in de regio in elkaar storten. Generaal Cornwallis nam het Britse commando over, terwijl Horatio Gates het commando over de Amerikanen opnam. Op 16 augustus 1780 werd Gates verslagen bij de slag bij Camden, waardoor Cornwallis Noord-Carolina kon binnenvallen. De overwinningen van Cornwallis hielden hierna snel op. Hij werd op 7 oktober 1780 verslagen bij de slag bij Kings Mountain en luitenant-kolonel Tarleton werd verslagen op 17 januari 1781 bij de slag bij Cowpens. Generaal Gates werd opgevolgd door Nathanael Greene, die in opeenvolgende veldslagen de Britten probeerde uit te putten. In maart achtte hij de tijd rijp om rechtstreeks de strijd met Cornwallis aan te gaan. Deze laatste versloeg Greene bij de slag bij Guilford Court House ten koste van gigantische verliezen zonder het Continentaal leger te breken. Cornwallis was hierna verplicht zelf terug te trekken naar Wilmington om zijn leger op krachten te laten komen. Hierdoor kon Greene Noord- en Zuid-Carolina en Georgia veroveren. In januari 1781 arriveerde een Brits leger onder het gezag van Benedict Arnold in Virginia. Dit leger baande zich een weg door Virginia en vernietigde daarbij alle opslagplaatsen, molens en andere economische gebouwen. In februari zond generaal Washington generaal la Fayette om Arnold tegen te houden. Benedict Arnold haalde versterking in New York in maart en sloot bij het leger van Cornwallis aan in mei. Na een schermutseling tussen generaal la Fayette en Generaal Cornwallis kreeg de Britse generaal de order om een versterkte marinebasis op te richten in Virginia. Gehoor gevend aan deze orders startte hij met de versterking van Yorktown en wachtte de komst van de Royal Navy af. Ten westen van de Appalachen en aan de grens met Québec was de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog een Indianenoorlog. De meeste indianen steunden de Britten, zoals de Irokezen, de Shawnee en de Cherokee. De Britten bevoorraden de indianen met musketten en buskruit, terwijl de Loyalisten ze leidden in raids op dorpen in New York, Kentucky en Pennsylvania. Deze aanvallen in de Wyoming- en Cherry Valley in 1778 dwongen Washington tot het sturen van de Sullivan expeditie naar west New York in de zomer van 1779. Deze expeditie vernietigde systematisch de wintervoorraad van de indianen, die als gevolg hiervan permanent naar Britse kampen in Quebec, in de buurt van de Niagara Falls vluchtten. In Ohio en Illinois trachtte George Rogers Clark de Britse invloed op de stammen binnen het gebied van de Ohio uit te schakelen door de buitenposten van Kaskaskia, Cahokia en Vincennes te veroveren in de zomer van 1778. Toen de Britse generaal Henry Hamilton, die tevens bevelhebber van Detroit was, Vincennes heroverde, nam George Clark generaal Hamilton door middel van een verrassingsaanval in februari 1779 gevangen. In maart 1782 werden honderd neutrale indianen vermoord door minutemen in de slachting van Gnadenhütten. In de laatste grote slagen van de oorlog werd een groep van 200 militieleden uit Kentucky verslagen bij de slag bij Blue Licks in 1782. In 1781 werd generaal Cornwallis bevolen, om een versterkte positie in te nemen, die bevoorraad en indien nodig geëvacueerd kon worden via de zee. Hiervoor koos hij Yorktown in Virginia. Doordat de komst van de Franse vloot uit de Caraïben de geallieerden de controle over de Chesapeake zou geven, begon generaal Washington zijn Amerikaanse en Franse troepen naar Virginia te verplaatsen. In september versloeg de Franse vloot die van de Britten bij de slag bij Chesapeake, waardoor Cornwallis werd afgesneden van de zee en geïsoleerd werd. Begin oktober begon een leger van Amerikanen en Fransen onder het bevel van generaal Washington aan het beleg van Yorktown. Na een hevig bombardement en het verlies van de voorposten gaf generaal Cornwallis, met een leger van 7.000 soldaten, zich over op 19 oktober 1781. De overgave van Yorktown zorgde ervoor, dat de Britse koning de steun van het parlement verloor, dat geen grootscheepse acties meer toestond in Noord-Amerika. Hoewel 30.000 Britse soldaten New York, Charleston en Savannah bezetten, werd de rest van de oorlog elders (voornamelijk door zeeslagen) voortgezet tot een vrede werd onderhandeld in 1783 in Versailles. In 1787 werd er een nieuwe Grondwet aanvaard, een moeizaam proces dat pas afgerond werd toen er een zogenaamde Bill of Rights aan de grondwet werd toegevoegd. De "Bill of Rights" bestond uit tien artikelen die de menselijke grondrechten bevatten. Door de aanvaarding van de nieuwe grondwet gingen de dertien koloniën als een Unie van Verenigde Staten verder en in 1789 werd George Washington de eerste president. Dat de dertien zo verschillende koloniën meteen een eenheid zouden gaan vormen, bleek een utopie. Het enige gemeenschappelijke waren in feite de Articles of Confederation, een soort grondwet die vooral het onafhankelijke karakter van de koloniën bevestigde. Verder was er eigenlijk maar één gezamenlijk orgaan, het Continental Congress, dat echter maar een paar keer per jaar bijeenkwam. Deze losse verbintenis van staten ging gebukt onder grote oorlogsschulden, een teruglopende handel en een ontbrekend centraal gezag. De zogenaamde Federalisten pleitten voor een sterker gezag en een betere grondwet.

De Amerikaanse PGA Tour 2014 was het 99ste seizoen van de Amerikaanse PGA Tour. Het seizoen begon met het Frys.com Open, in oktober 2013, en eindigde met de Ryder Cup, in september 2014. Er stonden 45 toernooien op de agenda, inclusief de Ryder Cup.

De Verenigde Staten, officieel de Verenigde Staten van Amerika, afgekort VS (Engels: United States of America, afgekort USA, US of A of US), vaak (totum pro parte) Amerika (America) genoemd, zijn een federatie van 50 staten en het District of Columbia, grotendeels in Noord-Amerika gelegen. De Verenigde Staten zijn met meer dan 325 miljoen inwoners het op twee na grootste land ter wereld in bevolking, na de Volksrepubliek China en India. Tevens is het het op twee na grootste land in oppervlakte, na Rusland en Canada.De VS wordt in het noorden begrensd door Canada en in het zuiden door Mexico. De westkust wordt gevormd door de Grote of Stille Oceaan terwijl de Atlantische Oceaan ten oosten en de Golf van Mexico ten zuiden van het land liggen. De zeegrens met Rusland loopt tussen de Diomedeseilanden: Groot-Diomede (in Rusland) en Klein-Diomede (in Alaska). De twee eilanden liggen maar enkele kilometers van elkaar verwijderd. Alaska heeft zijn noordgrens aan de Noordelijke IJszee. Verschillende eilanden en eilandgebieden in de Caraïbische Zee en de Grote Oceaan, waaronder Puerto Rico en Guam, behoren eveneens tot de VS. Washington D.C. is de hoofdstad en het politieke centrum, New York is de grootste stad en het economisch centrum. De eerste menselijke bewoners van Amerika staken naar alle waarschijnlijkheid tussen 20.000 en 10.000 v.Chr. de Beringstraat vanuit Siberië over. De Europese kolonisatie van Amerika had tot gevolg dat de oorspronkelijke Indiaanse bevolking vanaf de 16e eeuw in rap tempo werd verdreven en vermoord. De huidige Verenigde Staten vonden hun oorsprong in de dertien Britse koloniën aan de Oostkust. De Amerikaanse Revolutie, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en de Onafhankelijkheidsverklaring in 1776 plaveiden de weg naar onafhankelijkheid. De 19e eeuw werd getekend door de snelle uitbreiding naar het zuiden en westen en door de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), die eindigde in de afschaffing van slavernij. Door industrialisering en verdere expansie groeide de VS in de 20e eeuw uit tot een wereldmacht, met hoofdrollen in de Eerste en Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. Vanwege deze dominante rol van de VS, die eens te meer werd verstevigd na de val van de Sovjet-Unie in 1991, wordt soms wel gesproken van de Pax Americana. De economie van de Verenigde Staten is postindustrieel en geldt naar bnp gemeten als de grootste ter wereld. De United States Armed Forces is 's werelds grootste krijgsmacht. De VS is als medeoprichter lid van onder meer de Verenigde Naties, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Organisatie van Amerikaanse Staten. Het land heeft verregaande samenwerkingsovereenkomsten met de onafhankelijke landen Marshalleilanden, Palau en Micronesia. Deze overeenkomsten, die bekendstaan als de Compacts of Free Association, regelen de financiële hulp en de defensie van deze landen door de Verenigde Staten, alsook algemeen militair gebruik van gebieden erin. Daarnaast is de VS met buurlanden Mexico en Canada verbonden in NAFTA. Het gebied dat nu ingenomen wordt door het continentale deel van de Verenigde Staten werd oorspronkelijk bewoond door talrijke inheemse Amerikaanse volken. Vanaf de 16e eeuw werd het gekoloniseerd door Spanje, Engeland, Nederland, Zweden, Frankrijk en Rusland. De rol van Zweden en Nederland was in 1664 uitgespeeld. Als resultaat van de Franse en Indiaanse Oorlog (1754-1763) nam Groot-Brittannië de Franse koloniën in Noord-Amerika voor een groot deel over. Daarmee kwam het grootste deel van de oostkust onder Britse controle. De kolonisten hadden de bescherming van moederland Engeland tegen de Fransen niet langer nodig, en begonnen zich te verzetten tegen de Britse belastingheffing. De dertien koloniën verklaarden hun onafhankelijkheid van Groot-Brittannië in 1776, waarop de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog begon. In 1783 erkende het Koninkrijk Groot-Brittannië de onafhankelijkheid. Er werd een overheid gevormd die een nieuwe grondwet opstelde die na 1789 effectief werd. De nieuwe natie begon zich spoedig uit te breiden in westelijke richting, waardoor reeds bestaande spanningen over de kwestie van de zwarte slavernij, die het land verdeelden in een zuidelijk deel dat de slavernij verdedigde (de Confederatie) en een noordelijk deel dat haar afwees (de Unie), steeds sterker werden. Er volgde een burgeroorlog (1861-1865) die eindigde met de overwinning van de noordelijke staten en de geleidelijke afschaffing van de slavernij in het zuiden. De rest van de 19e eeuw werd getekend door een versterkte uitbreiding naar het westen (ten koste van de oorspronkelijke bevolking), industrialisatie en de toevloed van miljoenen immigranten. In de 20e eeuw namen de Verenigde Staten deel aan de beide wereldoorlogen, die mede door hun ingrijpen definitief werden beslecht ten gunste van de geallieerde legers. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de Verenigde Staten actief betrokken waren geraakt na de Japanse aanval op Pearl Harbor in december 1941, werden de Verenigde Staten een wereldmacht. Tijdens de Koude Oorlog stonden de Verenigde Staten en de westerse wereld tegenover de Sovjet-Unie en het communistische Oostblok. De val van het communisme leidde aan het eind van de 20e eeuw een nieuwe fase in voor de dominante rol van de VS op het wereldtoneel. Sinds de Onafhankelijkheidsverklaring in 1776, waarbij de VS bestond uit 13 staten, groeide het land uit tot vijftig staten: Alabama - Alaska - Arizona - Arkansas - Californië - Colorado - Connecticut - Delaware - Florida - Georgia - Hawaï - Idaho - Illinois - Indiana - Iowa - Kansas - Kentucky - Louisiana - Maine - Maryland - Massachusetts - Michigan - Minnesota - Mississippi - Missouri - Montana - Nebraska - Nevada - New Hampshire - New Jersey - New Mexico - New York - North Carolina - North Dakota - Ohio - Oklahoma - Oregon - Pennsylvania - Rhode Island - South Carolina - South Dakota - Tennessee - Texas - Utah - Vermont - Virginia - Washington - West Virginia - Wisconsin - Wyoming. Het District of Columbia is geen staat maar een federaal district. Twee van de vijftig staten, Alaska (een exclave die enkel aan Canada grenst) en Hawaï (een eilandstaat in de Stille Oceaan), grenzen niet aan de andere staten. Alaska is qua oppervlakte de grootste staat (1.700.578 km²), en Rhode Island de kleinste (4003 km²). Californië heeft de grootste bevolking (33.871.648 in 2000), terwijl Wyoming de minste inwoners heeft (493.782 in 2000). In de late 20e eeuw ervoeren Nevada, Arizona, Florida, Colorado, Utah, Georgia en Texas het snelste tempo van bevolkingstoename. West Virginia, North Dakota en het District of Columbia hadden in die periode daarentegen te maken met bevolkingsdalingen. De staten van de Verenigde Staten hebben ook bijnamen, die men meestal op de nummerplaten van auto's kan vinden. De staten zijn verder onderverdeeld in counties en steden met county-status. De counties kunnen verder onderverdeeld zijn in townships, towns en cities. In het Caribische Bassin: Puerto Rico (een vrijstaat geassocieerd met de Verenigde Staten) en de Amerikaanse Maagdeneilanden (die in 1917 van Denemarken werden gekocht) alsmede het eiland Navassa dat door Haïti wordt geclaimd; In de Grote Oceaan: Guam (afgestaan door Spanje na de Spaans-Amerikaanse Oorlog), de Noordelijke Marianen (een gemenebest geassocieerd met de Verenigde Staten), Amerikaans-Samoa, Wake Island en verscheidene andere eilanden.De grens met Canada ligt voor ongeveer de helft op precies 49 graden noorderbreedte. De zes grootste steden van de Verenigde Staten zijn achtereenvolgens New York, Los Angeles, Chicago, Houston, Phoenix en Philadelphia. Al deze steden hebben meer dan anderhalf miljoen inwoners. Een selectie van andere grote steden (alfabetisch): Albuquerque, Atlanta, Austin, Baltimore, Boston, Charlotte, Cincinnati, Cleveland, Columbus, Dallas, Denver, Detroit, El Paso, Fresno, Honolulu, Indianapolis, Jacksonville, Las Vegas, Long Beach, Memphis, Miami, Milwaukee, Minneapolis, Nashville, New Orleans, Oklahoma City, Pittsburgh, Portland, Richmond, Sacramento, Saint Louis, Salt Lake City, San Antonio, San Diego, San Francisco, San José, Seattle, Tampa, Tucson, Virginia Beach, Washington Het landschap van de Verenigde Staten varieert sterk. Het kan in zeven brede geografische gebieden worden verdeeld. Van het oosten naar het westen: de Cascade Range langs de Grote OceaanHet terrein van het noorden van de Verenigde Staten werd gevormd door een grote continentale ijskap die in Noord-Amerika tijdens de recente Cenozoïsche periode is ontstaan. De zuidelijke rand van de ijskap loopt ruwweg in een lijn die in het oosten door Long Island loopt en in het westen langs de rivieren Ohio en Missouri tot de Rocky Mountains. Het land ten noorden van deze lijn was bedekt met ijs. Alaska en de bergen in het noordwesten van Noord-Amerika hadden vroeger uitgebreide berggletsjers en werden zwaar geërodeerd. Great Salt Lake en andere meren in dit gebied zijn restanten uit de ijstijd. In het zuidwesten van de Verenigde Staten liggen woestijnen. Dit zijn de heetste en droogste plekken van het land. Langs de kust van de Grote Oceaan is het klimaat mediterraans (bijvoorbeeld in Zuid-Californië). Dit klimaat gaat geleidelijk over in het maritieme klimaat van de westkust. Het noordwesten is een van de natste delen van de Verenigde Staten en is dicht bebost. Rotsachtige bergen, bijvoorbeeld de Cascade Range en Sierra Nevada, hebben typische hooglandklimaten en zijn ook dicht bebost. Naast de Grand Canyon in Arizona en Great Salt Lake in Utah, zijn er andere natuurwonderen in het land, zoals de Niagarawatervallen op de grens van Canada en de VS; de klippen van Bryce Canyon National Park, in Utah; en de geisers van Yellowstone National Park, hoofdzakelijk in Wyoming. Er zijn meer dan 50 nationale parken. Het beheer van deze parken is in handen van de National Park Service, dat verder ook de nationale monumenten en diverse andere eigendommen beheert. Zoals alle streken langs de rand van de Grote Oceaan is de westkust van de VS een aardbevingszone. San Francisco ligt precies op de San Andreasbreuk. In 1906 heeft dit tot een zware aardbeving geleid waarbij 3000 doden vielen; in 1989 was er een lichtere, waarbij enkele tientallen doden vielen. In de noordwestelijke staten Washington en Oregon ligt een aantal vulkanen, waarvan Mount Saint Helens in 1980 nog voor een spectaculaire uitbarsting zorgde. De Verenigde Staten hebben een gevarieerd klimaat, variërend van tropisch regenwoud van Hawaï en tropische savanne van Zuid-Florida (Everglades) tot subarctisch en toendraklimaat in Alaska. Ten oosten van de honderdste meridiaan (de algemene scheidingslijn tussen de droge en vochtige klimaten) is het klimaat vochtig en subtropisch. Het noordoosten van de Verenigde Staten heeft een vochtig, continentaal klimaat. Uitgestrekte bossen worden gevonden in beide gebieden. Ten westen van de honderdste meridiaan is er sprake van een steppeklimaat. Jaarlijks terugkerende natuurrampen zijn de tornado's in het Middenwesten en de nog verwoestender tropische orkanen in het zuidoosten. Sinds de weersvoorspellingen door middel van satellietbeelden sterk verbeterd zijn, kunnen mensen tijdig hun woningen dichtspijkeren en vertrekken. De materiële schade kan desondanks toch enorm zijn, vooral als de bijbehorende vloedgolf de kust bereikt, zoals in het geval van Katrina, die in 2005 de stad New Orleans onder water zette. Bij de volkstelling van 2010 had het land 308.745.538 inwoners. In 1776 telden de oorspronkelijke staten amper drie miljoen inwoners, in 1915 al 100 miljoen en in 1968 200 miljoen inwoners.Meer dan 79% van de bevolking woont in de stad en meer dan de helft daarvan in voorsteden. Ongeveer 65% van de inwoners is van Europese oorsprong (Census Bureau, 2004), maar dit percentage heeft een dalende trend door uitbreiding van andere groepen door immigratie en geboorten. Volgens de volkstelling van 2000 bestond de grootste groep minderheden uit Latino’s, die 48.400.000 mensen, 15,8% van de bevolking, vertegenwoordigden. Dit cijfer omvat vooral mensen van Mexicaanse, Puerto Ricaanse en Cubaanse oorsprong. De Afrikaans-Amerikaanse bevolking bedroeg 38.158.190, of 12,4% van de bevolking, hoewel een extra 0,6% van de bevolking van gedeeltelijk Afrikaans-Amerikaanse oorsprong was. De Aziatische bevolking bedroeg 13.842.998 in 2000, of 4,5%, en bestond hoofdzakelijk uit mensen van Chinese, Filipijnse, Indiase, Vietnamese, Koreaanse of Japanse oorsprong. De inheemse Amerikaanse bevolking van de Verenigde Staten, zoals Eskimo's in Alaska en op de Aleoeten, telde 2.475.956 zielen, ofwel 0,9% van de totale bevolking. Ruwweg een derde van de inheemse Amerikanen leefde in reservaten, het Trustgebied van de Pacifische Eilanden, of ander land onder Amerikaanse jurisdictie, zoals Puerto Rico. Er waren in 2000 398.835 Hawaïanen en andere Oceaniërs, wat neerkomt op 0,1% van de bevolking. Naast de oorspronkelijke groep Britse kolonisten in de talrijke kolonies van de Atlantische kust, werden andere nationale groepen geïntroduceerd door immigratie. Grote aantallen Afrikanen werden tijdens de trans-Atlantische slavenhandel gedwongen vervoerd onder hopeloze omstandigheden ten behoeve van slavenarbeid, met name op de aanplantingen van het Zuiden. Toen de Verenigde Staten regelingen troffen met het Westen (waaronder sommige vroegere groepen Franse en Spaanse kolonisten), stroomden de immigranten uit Europa massaal het land binnen. Een belangrijke groep waren de Schotten en Ieren. Vlak voor het midden van de 19e eeuw waren de Ierse en Duitse immigranten overheersend. Na de burgeroorlog kwamen de immigranten hoofdzakelijk uit de naties uit Zuid- en Oost-Europa: Italië, Griekenland, Rusland, het deel van Polen dat toen tot Rusland behoorde, en uit Oostenrijk-Hongarije en de Balkan. Tijdens deze periode kwamen er ook grote aantallen immigranten uit China. Tijdens de piekjaren van immigratie tussen 1890 en 1924 kwamen meer dan 15 miljoen immigranten in de Verenigde Staten aan. Na de immigratiewet van 1924 werd de immigratie zwaar beperkt tot midden de jaren 60. Sinds de jaren 80 zijn er grote aantallen nieuwe immigranten bijgekomen. De cijfers wijzen erop dat het aandeel niet-inheemse mensen 11,1% is (2000), het hoogste percentage sinds de telling van 1930; meer dan 40% meer dan de 31 miljoen buitenlanders in 1990. Meer dan de helft van alle immigranten in de Verenigde Staten komt uit Latijns-Amerika en meer dan een kwart komt uit Azië. De VS telt vele illegale immigranten die vanuit Mexico de grens overkomen. In 2014 werd aangenomen dat het aantal illegalen circa 11 miljoen zou zijn. Redenen voor illegale immigratie zijn te vinden in de grote welvaartsverschillen tussen Noord-Amerika met Midden- en Zuid-Amerika, illegalen kunnen vrij simpel werk vinden dat hun zwart en onderbetaald wordt aangeboden. Het bruto nationaal product van de Verenigde Staten is het hoogste ter wereld en de gemiddelde Amerikaan staat qua welvaart op de tiende plaats van de wereldranglijst. Desondanks leeft 15% van de bevolking onder het officiële nationale armoedeniveau. De sociale structuur van de Verenigde Staten is enigszins gelaagd, de extreem rijken hebben echter een onevenredige culturele en politieke invloed. De coëfficiënt van Gini (die inkomensongelijkheden aangeeft) bedraagt 41% (2013). Al sinds het Eerste Amendement in 1791 van de Amerikaanse Grondwet worden godsdienstvrijheid en de scheiding van kerk en staat gegarandeerd, waarmee vooral beoogd werd een staatskerk onmogelijk te maken. De invloed van godsdienst in de politiek is echter veel groter dan tegenwoordig in veel West-Europese landen. De meerderheid van de Amerikanen is christen. Het percentage gelovigen in de Verenigde Staten is veel hoger dan men in vergelijking met landen met een vergelijkbare welvaart, zoals in Europa, zou verwachten. Een mogelijke verklaring hiervoor is persoonlijke onzekerheid in de harde maatschappij en de sociale ondersteuning die kerkgenootschappen hierin kunnen bieden.Binnen het christendom voert het protestantisme de boventoon; ongeveer 55% van alle Amerikanen is protestants. Dat komt neer op zo'n 165 miljoen protestanten (census 2005). Dit kan verklaren waarom sinds de onafhankelijkheid in 1776 nog maar één katholieke president is geweest: John F. Kennedy. Binnen het Amerikaanse protestantisme zijn er vele verschillende stromingen verdeeld over talloze kerkgemeenschappen, wat een belangrijk verschil is met het katholieke volksdeel. Een recente Latijns-Amerikaanse immigrant en een afstammeling van Italiaanse, Poolse of Ierse immigranten uit de 19e eeuw behoren allemaal tot dezelfde katholieke Kerk, ondanks verschillen in spiritualiteit en tegenstellingen tussen conservatieven en progressieven In 2005 waren er 65 miljoen katholieke Amerikanen. Hun aantal groeit vooral dankzij immigratie vanuit Latijns-Amerika. Diverse Oosters-orthodoxe Kerken, voortkomend uit immigranten uit Oost-Europa, hebben een miniem aandeel. Verder hangen ruwweg 1,5% (2005) van de Amerikanen het jodendom aan, en 0,6% (2005) is moslim (census 2005). Het boeddhisme wordt door 0,5% (2005) als geloof aangehangen. Volgens een Gallup-peiling uit december 2011 is het procentueel aandeel van de bevolking dat formeel lid is van een van de christelijke kerken gedaald. Desondanks blijft volgens deze peiling de V.S. een overwegend christelijke natie, met 78% van de volwassenen die zich in een vorm van christendom herkennen, meer dan 90% die in God geloven en acht op de tien die zeggen geloof in hun leven erg belangrijk te vinden. In 2015 meldde Pew Research, op basis van een onderzoek in oktober 2014, dat het aantal mensen dat lid is van een kerk gedaald was tot 71%. 31% van de niet-gelovigen verklaarde atheïst of agnost te zijn. Mede vanwege de grote etnische, culturele en religieuze verscheidenheid in het land zijn overheidsdiensten vaak seculier. Gecombineerd met het hoge percentage religieuze burgers leidt dat soms tot conflicten. Zo mag op openbare scholen niet in groepsverband gebeden worden en is het vaak onderwerp van discussie of in openbare gebouwen een crucifix opgehangen mag worden. Op particuliere scholen proberen de ouders soms het lesprogramma te beïnvloeden: mag de evolutietheorie wel of niet behandeld worden? Bij sommige Amerikanen heerst een groot wantrouwen tegenover de overheid in het geval van calamiteiten en rampen. Sommigen van hen hangen complottheorieën aan en geloven bijvoorbeeld dat de Verenigde Naties erop uit zijn de VS te onderwerpen. Deze preppers gaan ervan uit dat wanneer zich een ramp voltrekt, zij alleen op zichzelf kunnen rekenen en dat zij zich mogelijk gewapenderhand tegen de overheid moeten verdedigen. Zij willen zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn en gaan ervan uit dat alle diensten en communicatiemiddelen niet meer beschikbaar zijn: elektriciteit, gas, telefoon, internet, elektronisch geld (contant geld is twijfelachtig), voedsel, supermarkten enzovoorts. Daarnaast moeten ze zich naar verwachting verdedigen tegen andere mensen (dieven) die oog hebben voor de overleveringsgoederen en -middelen die zij opgeslagen hebben. Dat is inclusief de resterende overheid die op deze goederen beslag zou willen leggen. De Verenigde Staten van Amerika zijn een op de grondwet gebaseerde federale republiek met een sterke democratische traditie. Het Congres (U.S. Congress) is de volksvertegenwoordiging en bestaat uit de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. De huidige president van de Verenigde Staten is Donald J. Trump van de Republikeinse Partij. Elke vier jaar worden er presidentsverkiezingen gehouden. Die wordt niet direct gekozen, maar door getrapte verkiezingen volgens een stelsel van kiesmannen. Het aantal kiesmannen per staat wordt bepaald aan de hand van de volkstelling die iedere tien jaar gehouden wordt. Verder krijgt volgens Amendement XXIII van de Grondwet van de Verenigde Staten het District of Columbia drie kiesmannen, hoewel het geen staat is. Volgens de grondwet kunnen de volksvertegenwoordigingen van de staten de regels bepalen voor het verkiezen van de kiesmannen, maar de meeste staten volgen het principe dat een presidentskandidaat alle kiesmannen van de staat krijgt in het geval een meerderheid van de stemmen in die staat behaald wordt. Wie op landelijk niveau de meeste kiesmannen heeft, wint de verkiezingen en wordt president. In 1876, 1888, 2000 en 2016 kreeg de kandidaat met de meeste stemmen toch niet het grootste aantal kiesmannen. Sinds 27 februari 1951, de ratificatie van de 22ste grondwetswijziging, mag een president maximaal twee keer verkozen worden. De presidentskandidaten kiezen al voor de verkiezingen hun running mate, de beoogde vicepresident. De federale en staatsoverheden worden overheerst door de twee grootste politieke partijen, de Republikeinen en de Democraten. De Republikeinse Partij is conservatiever, de Democratische Partij progressiever. Er zijn verscheidene andere, kleinere partijen, maar zij hebben weinig invloed in de nationale politiek. De politieke partijen in de Verenigde Staten hebben geen formele 'leiders' zoals veel andere landen, hoewel er complexe hiërarchieën binnen de politieke partijen zijn die diverse uitvoerende commissies vormen. Beide grote partijen zijn ideologisch zeer divers; zo zijn er binnen een partij meestal zowel gematigden als radicalen en kunnen er forse meningsverschillen zijn over bijvoorbeeld de doodstraf, abortus of de mate van autonomie van de deelstaten tegenover het federale gezag. Maatschappelijke groeperingen, organisaties en rijke particulieren verlenen financiële steun aan beide belangrijke partijen. De Republikeinen ontvangen over het algemeen meer financiering en steun van commerciële groepen, belijdende christenen en Amerikanen op het platteland, terwijl de Democratische partij meer steun van vakbonden en etnische minderheidsgroepen ontvangt. Doordat de Amerikaanse federale verkiezingen vrijwel geheel via gekochte zendtijd in de massamedia worden uitgevochten, behoren ze tot de duurste van de wereld. De totale kosten van de presidentiële campagnes van alle kandidaten bij elkaar lopen in de honderden miljoenen dollars. Toegang tot fondsen is daarom essentieel in het politieke systeem. Bedrijven, vakbonden en andere georganiseerde groepen die fondsen en politieke steun aan partijen verlenen, spelen een rol in het bepalen van politieke agenda's en overheidsbesluitvorming. Het politieke systeem van de Verenigde Staten heeft historisch eerder catch-all-partijen dan coalitieoverheden gesteund. Dit is grotendeels het gevolg van het kiessysteem van enkelvoudig districtenstelsel, waarbij enkel de kandidaten die het hoogste aantal stemmen hebben verkozen worden. Kiezen op een kansloos geachte favoriete kandidaat beschouwen de meeste kiezers als een verloren stem. Bovendien is heel veel geld en een goede organisatie nodig om verkozen te worden. Hierdoor hebben kleinere partijen de grootste moeite om politiek door te dringen. Een enkele keer weet een 'derde' partij of kandidaat op de voorgrond te komen bij grote onvrede over zowel de democraten als republikeinen, zoals Theodore Roosevelt bij de presidentsverkiezingen van 1912 en Ross Perot tijdens de presidentsverkiezingen van 1992, en George Wallacein de Amerikaanse presidentsverkiezingen 1968 maar zulke successen waren zelden blijvend. Het kiessysteem heeft ervoor gezorgd dat er altijd twee partijen dominant zijn. In het verleden is weleens een dominante partij vervangen door een ander, zo hebben in het verleden de Federalistische Partij, de Whig Party en de Democratisch-Republikeinse Partij presidenten geleverd. Politici die een sterke regionale achterban hebben en zich niet willen binden met grote partij, presenteren zich als een onafhankelijke kandidaat, maar meestal wel met een republikeinse of democratische achtergrond. Veel kiesdistricten hebben een grote republikeinse of democratische meerderheid en worden beschouwd als 'veilig' voor de betreffende partij. De politieke strijd concentreert zich dan op de voorverkiezingen, waarbij de kandidaten de radicalere partijaanhang voor zich moeten winnen. Dat kan conflicteren met de wens een verkiesbaar kandidaat te presenteren met gematigder standpunten voor het hele electoraat. Bij een districtenstelsel moeten de districten regelmatig geherdefinieerd worden, om het aantal kiezers per district ondanks demografische veranderingen ongeveer gelijk te houden. Door het slim hertekenen van de grenzen kan een partij electoraal voordeel halen. De kunst is de kiezers van de oppositie te concentreren in een paar districten zodat die daar grote meerderheden hebben (maar hiermee weinig zetels halen) en de "eigen" kiezers te spreiden over de andere districten, zodat ze daar redelijk kleine meerderheden hebben. Deze manipulaties werden zo flagrant (er ontstonden districten met onlogische en complexe grenzen) dat in sommige staten onafhankelijke rechters de districtsgrenzen moesten vaststellen. In de Verenigde Staten wordt de Angelsaksische common law toegepast, een gewoonterecht waarbij jurisprudentie en juryrechtspraak een grote rol spelen. Zelfs ingewikkelde commerciële conflicten worden door een jury beoordeeld. De rechtssystemen van de federatie en de afzonderlijke staten zijn gescheiden en hebben hun eigen wetten, inclusief grondwet, belastingen, aanklagers, politie, rechtbanken en gevangenissen. Welke wetgeving van toepassing is (federaal of staat) wordt in de grondwet bepaald. Binnen de staten kunnen er ook lokale wetten/regels van toepassing zijn. Wetgeving kan conflicterend zijn: het is nu in sommige staten wettelijk toegestaan om, al dan niet onder voorwaarden, cannabis te gebruiken terwijl het volgens de federale wetten verboden is. In het federale staatsbestel zijn er drie machten: de wetgevende macht (congres en senaat) die wetten ontwerpt, de uitvoerende macht (de president) die hierover vetorecht heeft en de rechterlijke macht (het hooggerechtshof) die wetsontwerpen aan de federale grondwet toetst. Dit laatste kan echter alleen indirect, door uitspraken in specifieke rechtszaken die dan een leidinggevende jurisprudentie vormen voor alle rechtbanken. In sommige gevallen, zoals voor abortus, heeft het hooggerechtshof de jurisprudentie met een uitspraak geregeld. Door de ingewikkelde, op jurisprudentie gebaseerde rechtspraak en de sterke Amerikaanse claimcultuur zijn er veel advocaten en juridische medewerkers actief. Elk groot bedrijf heeft een uitgebreide juridische afdeling om zich te beschermen. Rijke Amerikanen kunnen door het betalen van borgsommen voorkomen in voorhechtenis te komen en kunnen zich goede advocaten veroorloven. Veel vervolgingen worden afgehandeld door het plea bargain-systeem, waarbij de beschuldigde schuld bekent in ruil voor strafvermindering. Beschuldigden kunnen ook verkiezen met een schone lei te beginnen en alle misdaden op te biechten, zelfs die misdaden die nog niet bekend zijn bij de politie, zodat ze er later niet meer veroordeeld kunnen worden als er nieuw bewijs ontdekt wordt. Soms kiest een onschuldige ervoor schuld te bekennen omdat bij een rechtszaak altijd het risico bestaat een zeer hoge straf opgelegd te krijgen. Zeker als de beschuldigde niet over de (financiële) middelen beschikt om zelf een onderzoek uit te (laten) voeren, wordt soms pas tijdens de rechtszaak (en dus ná de plea bargain) duidelijk over welke bewijzen de aanklager beschikt. Sommigen beweren dan ook dat het Amerikaanse justitiesysteem een klassenjustitiesysteem is. Eenmaal veroordeeld is het moeilijk een zaak heropend te krijgen. Daarentegen kan iemand die eenmaal vrijgesproken is niet nogmaals voor hetzelfde feit aangeklaagd worden. Straffen kunnen bijna onbeperkt gecumuleerd worden (een straf per bewezen feit), zodat celstraffen van honderden jaren uitgesproken kunnen worden. De doodstraf wordt federaal en in veel staten toegepast. Er is een grote maatschappelijke discussie over de doodstraf en de wijze van executie. Ondanks de vele beroepsprocedures zijn er onschuldigen geëxecuteerd. Sinds 1973 zijn meer dan 150 doodvonnissen vernietigd.De Verenigde Staten hebben de dubieuze eer om het hoogste aantal gevangenen per hoofd van de bevolking te hebben. Bovendien zijn Amerikanen van Afrikaanse origine hierin oververtegenwoordigd. De laatste decennia is er een grote verharding geweest in de strafmaat. Veel wetten leggen nu minimumstraffen op waar de rechter niet van mag afwijken. Sommige staten hanteren de three strikes you're out-regel, waar bij de derde overtreding, hoe gering ook, een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd. Onder de politieke druk van de bevolking zijn veel re-integratie-, amnestie- en strafverminderingsregels afgeschaft of beperkt. Sommige gevangenissen zijn zo overvol dat rechters vanwege de inhumane omstandigheden vrijlatingen hebben bevolen. Geschrokken door deze wantoestanden worden door de politiek en de rechterlijke macht maatregelen genomen om het aantal gevangenen te verminderen. Het bezit en gebruik van vuurwapens wordt in de Verenigde Staten als een grondrecht beschouwd, als zodanig vastgelegd in het tweede amendement van de grondwet. De meningen over de interpretatie van dit artikel lopen uiteen, evenals de wetten van afzonderlijke staten en lokale overheden (zo zijn er veel steden waar het wapenbezit beperkt is), maar in het algemeen geldt dat vuurwapens gemakkelijk kunnen en worden aangeschaft. Regelmatig zijn er incidenten waarbij getroebleerde personen willekeurige anderen neerschieten, evenals ongelukken met wapens, waarbij vermeende inbrekers bijvoorbeeld huisgenoten blijken te zijn of waarbij kinderen inadequaat opgeborgen vuurwapens van hun ouders in handen krijgen. Daar iedereen die door hen aangesproken of aangehouden wordt potentieel gewapend is, hebben politiemensen dikwijls de neiging uit voorzorg zelf te schieten. Ondanks de negatieve effecten van het vrije(re) wapenbezit is er een felle lobby van de National Rifle Association tegen elke poging om het wapenbezit in te perken. Anderzijds heeft het dragen of gebruiken van wapens tijdens het plegen van een misdrijf meestal een hogere strafmaat tot gevolg. Amerikanen zijn belastingplichtig over hun hele mondiale inkomen en bezittingen, zelfs als ze in buitenland werken en wonen. Wel mag de Amerikaanse belasting verrekend worden met de buitenlandse belastingen. Hiertoe heeft de Internal Revenue Service (federale belastingdienst) kantoren bij Amerikaanse ambassades. In Nederland heeft de IRS geen kantoor. Daar verblijvende Amerikanen dienen zich te melden in Frankfurt.Ook buiten de Verenigde Staten heeft men vaak met Amerikaanse wetgeving te maken doordat sommige wetten extraterritoriaal van toepassing zijn. Zo moeten Amerikaanse bedrijven en dochterondernemingen ervan de Amerikaanse wetten ook buiten Amerika respecteren, zelfs als ze tegenstrijdig zijn met plaatselijke wetten. Verder leveren de Verenigde Staten over het algemeen geen aangeklaagde Amerikanen uit, maar kunnen personen die een Amerikaanse wet overtreden, ook als dat niet in de Verenigde Staten gebeurde en zelfs als de betrokken personen nog nooit in de Verenigde Staten geweest zijn, wel aangeklaagd worden. Op landen niet meewerken aan de vervolging van zulke personen, oefenen de Verenigde Staten soms zware druk uit. Op het gebruik of beheer van onrechtmatig onteigende bezittingen van Amerikanen, zoals in Cuba, door buitenlandse bedrijven of particulieren, kunnen juridische sancties volgen door Amerikaanse rechtbanken. Dit wordt volgens Amerikaans recht beschouwd als het gebruik of beheer van eigendommen zonder toestemming van de rechtmatige eigenaren. Als gevolg van het militaire, economische en culturele overwicht van de Verenigde Staten in de wereld besteedt de politiek in de VS veel aandacht aan buitenlandse relaties. Na het einde van de Koude Oorlog, in het begin van de jaren 1990, werd de VS meer dan ooit het machtigste land ter wereld, een situatie waarmee het land zelf ook heeft moeten leren omgaan. Aan de ene kant wekt het enorme overwicht wantrouwen, aan de andere kant doen landen die in een noodsituatie zitten (Koeweit, Rwanda, voormalig Joegoslavië) al snel een beroep op de Verenigde Staten, omdat het de beste middelen voor krachtige interventie waar ook ter wereld heeft. Het buitenlandse beleid van de VS is in de geschiedenis meerdere keren van koers veranderd tussen isolationisme en interventionisme. Het meest dramatische voorbeeld van isolationisme was de weigering van de VS om na de Eerste Wereldoorlog toe te treden tot de Volkenbond, tot teleurstelling van president Woodrow Wilson. John F. Kennedy, die president werd toen de Koude Oorlog de wereld in zijn greep hield, was een uitgesproken interventionist. Als resultaat van de reusachtige politieke en culturele invloed zijn de reacties op het Amerikaanse beleid vaak heftig en soms irrationeel. Het varieert van bewondering van alle dingen die 'Amerikaans' zijn tot antiamerikanisme. Een extreem voorbeeld van anti-Amerikanisme is het bestempelen door de Iraanse Ayatollah Khomeini van de VS als 'Grote Satan', ter onderscheiding van de 'kleine Satan', Irak ten tijde van Saddam Hoessein. Bewondering van de VS komt vaak voort uit het feit dat veel mensen het als het land van de vrijheid zien. Zij bewonderen de Verenigde Staten als de oudste moderne democratie en hebben respect voor de American Dream. Voor veel Europeanen komt daar nog altijd de dankbaarheid voor de bevrijding van het nazi-Duitsland en Italië onder Mussolini tijdens de Tweede Wereldoorlog bij. Tegenstanders van het buitenlandse beleid van de VS daarentegen vinden dat de VS gedurende hun geschiedenis weinig respect hebben getoond voor de vrijheid en soevereiniteit van veel andere volkeren. Amerika zou er een handje van hebben om foute regimes te steunen. Critici wijzen onder andere op de Vietnamoorlog of de Amerikaanse bemoeienissen in Latijns-Amerika, dat zich behandeld voelt als Amerika's achtertuin. In de hele islamitische wereld is Amerika's voortdurende steun aan Israël een steen des aanstoots en ook de oorlog in Afghanistan en de Irakoorlog worden door critici onrechtvaardig geacht. De Verenigde Staten zijn rijk aan delfstoffen. De Verenigde Staten bezitten ongeveer 20% van de kolen, 13% van de aardolie, en 24% van de aardgasreserves in de wereld. De olie wordt voornamelijk gewonnen aan de Golf van Mexico, en in de staten Alaska en Texas. Vanwege de grote grondoppervlakte en het gunstige klimaat is landbouw altijd erg belangrijk geweest voor de Verenigde Staten. Het land is marktleider in de productie van kaas, graan en sojabonen. Andere belangrijke landbouwproducten zijn rundvee, varkens, koemelk, boter, katoen, haver, tarwe, gerst, tabak en suiker; het is de belangrijkste exporteur van de wereld van tarwe en graan en derde van de wereld in de rijstuitvoer. In 1995 was de visserij van de VS vijfde in de wereld in totale productie. Tegenwoordig werkt nog maar 3% van de beroepsbevolking in de landbouw. Dankzij het vlakke terrein in de Mississippivlakte en de Great Plains, bij elkaar ongeveer de helft van het Amerikaanse grondgebied, en het hoge technologische ontwikkelingsniveau is de landbouw vérgaand gemechaniseerd en is de productiviteit hoog. Ook door de bosbouw worden veel producten geëxporteerd. Hoewel het land in het verleden vrijwel zelfvoorzienend was, blijft de stijgende consumptie, vooral van energie, het van bepaalde invoer afhankelijk maken. De energieconsumptie per hoofd van de bevolking is ongeveer 7,8 ton olie-equivalent per jaar, na Canada de op acht na hoogste ter wereld. Het leidt alle naties in de productie van vloeibaar aardgas, aluminium, zwavel, fosfaten en zout. Het is ook een belangrijke producent van koper, goud, steenkool, ruwe olie, stikstof, ijzererts, zilver, uranium, lood, zink, mica, molybdeen en magnesium. Hoewel de output is gedaald, zijn de Verenigde Staten wereldleider in de productie van ruwijzer en ferrolegeringen, staal, motorvoertuigen en synthetisch rubber. De belangrijkste exportproducten van de VS zijn motorvoertuigen, vliegtuigen, voedsel, ijzer en staalproducten, elektronische apparatuur, industriële en energiegenererende machines, chemische producten en consumptiegoederen. Belangrijke invoerproducten zijn onder andere ertsen en metaalschroot, aardolie en aardolieproducten, machines, vervoersapparatuur (vooral auto's) en kantoorproducten. De belangrijkste handelspartners van de VS zijn Canada (de grootste tweezijdige handelsverhouding van de wereld), Mexico, Japan, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Korea en Duitsland. Het volume van de handel is gestaag gestegen. Het bruto binnenlands product is blijven toenemen, in 2016 bedroeg het 19.970 miljard dollar en hiermee het op één na grootste ter wereld. De ontwikkeling van de economie is aangespoord door de groei van een complex communicatienetwerk. Dit bestaat niet alleen uit spoorwegen, wegen, binnenwateren en luchtvaart maar ook telefoon, radio, televisie, computer (waaronder internet) en de faxmachine. Deze infrastructuur heeft niet alleen de landbouw bevorderd en de productiegroei verhoogd, maar ook bijgedragen aan de toerisme-inkomsten en de verschuiving naar een op diensten gebaseerde economie. In 1996 werkte ongeveer 74% van Amerikanen in de dienstensector. Onder landen met een ontwikkelde economie is dit bijna het hoogste percentage, alleen Canada heeft percentueel een grotere dienstensector. Er is een groot verschil in de economische status van de verschillende bevolkingsgroepen. Blanke en Aziatische gezinnen verdienen gemiddeld zo'n anderhalf tot twee keer zo veel als zwarte of Hispanic gezinnen.De Verenigde Staten hebben de grootste absolute staatsschuld ter wereld. Op 13 november 2008 bedroeg de staatsschuld $10.579 miljard (€8.426 miljard). De staatsschuld als percentage van het bruto binnenlands product was in 2016 76,50 % (positie 43). Om het grote gebied te verbinden beschikken de Verenigde Staten over een groot netwerk van infrastructuur, waarvan het Interstate Highway System een belangrijk aspect is. Amerikanen zijn sterk afhankelijk van de auto voor vervoer over korte en middellange afstand. Met enkele uitzonderingen (bijvoorbeeld New York en San Francisco) is het openbaar vervoer onvoldoende om een alternatief te bieden. Steden zoals Los Angeles zijn grotendeels op de auto georiënteerd. Dit verklaart voor een deel de hoge energieconsumptie per hoofd van de bevolking. Voor afstanden langer dan 500 km wordt meestal de voorkeur gegeven aan het vliegtuig als vervoermiddel, hoewel Amtrak een succesvolle snelle passagiersverbinding onderhoudt van Boston, via New York naar Washington (de Northeast Corridor). Deze treinverbinding kan concurreren met vlieg- en autoverbindingen omdat de trein direct van stadscentrum naar stadscentrum rijdt. De echte langeafstandtreinen van Amtrak, die van bijvoorbeeld Chicago naar de westkust rijden, zijn luxueuze slaaptreinen ('cruiseschepen op wielen') die vooral voor toeristen bedoeld zijn. Er is ook een transcontinentaal spoorwegnet dat voor het vervoeren van vracht wordt gebruikt. Goederentreinen moeten zo rendabel mogelijk zijn. Ze zijn daartoe vaak kilometers lang en hebben dan meerdere locomotieven verspreid over de trein om de koppelingen niet te breken. Bovendien worden de containers boven elkaar vervoerd (dubbelstack). Doordat de prioriteit gegeven wordt aan het vrachtvervoer, lopen transcontinentale passagierstreinen vaak vertragingen op. Hoewel algemeen beschouwd als verschillend van de Europese cultuur moet de Amerikaanse cultuur beschouwd worden als behorende tot de westerse beschaving, net als de dominante culturen van andere immigratielanden als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Het culturele erfgoed van de verschillende groepen kolonisten is gewoonlijk nog overduidelijk te herkennen in datgene wat Europeanen en Latijns-Amerikanen nu als "typisch Amerikaans" of "Anglo-Amerikaans" herkennen, al is het wel gemuteerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de vele vormen van het christendom die in de Verenigde Staten worden beleden: de theologische grondslagen zijn vaak herkenbaar Engels, maar met de Kerk van Engeland hebben weinig van deze genootschappen nog een band. De Afro-Amerikaanse cultuur heeft vooral in de muziek en amusement haar stempel gedrukt op het Amerikaanse erfgoed. De culturele indrukken die de oorspronkelijke bewoners, de indianen, hebben achtergelaten zijn te verwaarlozen. Alleen in topografische namen komen veel Indiaanse woorden voor. Hetzelfde geldt voor de taal. Een grote meerderheid (82,1% bij de volkstelling van 2000) van de Amerikanen spreekt Engels, in een vorm die men algemeen herkent als Amerikaans-Engels. De lagere sociale lagen van de zwarte bevolking spreken Afro-Amerikaans Engels, een sociolect dat sterk van het Amerikaans van de witte bevolking afwijkt. De grootste taalminderheid is de Spaanstalige (10,7%); andere talen scoren alle minder dan één procent: Chinees (0,771%; in alle varianten, die feitelijk talen op zich zijn), Frans (0,627%; inclusief een aantal creolen en dialecten) en Duits (0,527%; vaak in varianten als Pensylvaans, wat tegenwoordig meestal als een van het Duits afgeleide creooltaal wordt beschouwd) zijn nog de grootste. De met voorsprong grootste van de inheemse Amerikaanse talen, het Navajo, vindt men behoorlijk ver onderaan de lijst van Amerikaanse talen geordend naar aantal sprekers: het wordt gesproken door 0,068% van de bevolking. De overige inheemse talen nemen gezamenlijk 0,078% voor hun rekening. De meeste Indianentalen zijn inmiddels uitgestorven, bijna uitgestorven of sterk bedreigd. De Amerikaanse cultuur heeft een grote invloed gehad op de rest van de wereld, vooral de westerse wereld. Dit gebeurde niet alleen via televisie en film, maar ook via literatuur en levensstijl. De spijkerbroek, het T-shirt en het baseballpetje zijn van Amerikaanse oorsprong. Popmuziek uit de VS wordt gehoord over de hele wereld; deze is grotendeels gebaseerd op muziekvormen als country-and-western, blues en jazz. Vele grote musici en belangrijke orkesten in de westerse klassieke muziek zijn of waren gevestigd in de VS. Er zijn wereldwijd herkenbare iconen van de Amerikaanse populaire cultuur: Walt Disney, John Wayne, Elvis Presley en Marilyn Monroe. Recentere voorbeelden zijn Madonna en Michael Jackson. New York wordt gezien als een centrum voor opera en instrumentale muziek en heeft het befaamde theaterdistrict Broadway, waar onder andere veel musicals te zien zijn. New York en San Francisco zijn wereldwijd leiders in grafisch ontwerp en New York en Los Angeles concurreren met Europese modecentra Londen, Parijs en Milaan in de mode-industrie. Amerikaanse films (hoofdzakelijk opgenomen in Hollywood) en televisieprogramma's kunnen in grote delen van de wereld worden gezien. Filmindustrieën in andere delen van de wereld spiegelen zich aan Hollywood door een klankverwante naam te nemen: Bollywood in Bombay, Nollywood in Nigeria. Amerikaanse fastfoodrestaurants, waarop graag wordt afgegeven, hebben niettemin wereldwijd vaste voet aan de grond gekregen. Hierbij kan opgemerkt worden dat Amerikaanse kapitaalintensieve cultuurproducten als televisie en film het voordeel van een enorme binnenlandse markt hebben vergeleken met die uit andere delen van de wereld. Ze kunnen, als ze in de VS succesvol zijn geweest, dus voor concurrerende prijzen wereldwijd verspreid worden. Deze sterke Amerikaanse invloed in de populaire cultuur wordt soms bekritiseerd als cultuurimperialisme, wat dan vaak afgedaan wordt met de constatering dat het 'gevreten wordt'. Er is inderdaad geen sprake van consumptie onder dwang. Niet alles uit de Amerikaanse cultuur vindt elders ter wereld ingang; Amerikaanse sporten als American football, honkbal en basketbal zijn in Europa van zeer marginaal belang; Amerikaanse televisiedominees als Robert H. Schuller hebben wel wat zendtijd op Europese tv-kanalen, maar hebben weinig invloed en roepen zelfs afkeer op, ook onder Europese christenen. In Latijns-Amerika doen ze het wat beter. De opkomst van protestantse stromingen in dat deel van de wereld in de afgelopen decennia is in belangrijke mate toe te schrijven aan Noord-Amerikaanse invloed. Typisch Amerikaanse tradities zijn onder meer Independence Day, Thanksgiving, Black Friday, homecoming, de prom ter afsluiting van het schooljaar en de cheerleaders op de schoolsportwedstrijden. Een wellicht nog belangrijker aspect van de Amerikaanse cultuur is de stimulerende omgeving voor wetenschappelijk onderzoek en technologische innovatie. In de afgelopen eeuw en vooral sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Amerika een meer dan evenredige bijdrage geleverd op die gebieden. Het is dan ook niet toevallig dat de software-industrie vanaf het einde van de jaren zeventig zich in de eerste plaats in Amerika tot een serieuze bedrijfstak ontwikkelde. Nog steeds zijn de allergrootste softwarebedrijven, met name Microsoft, Google Inc., IBM en Oracle Corporation, van Amerikaanse oorsprong. De Amerikaanse innovatiedrang komt ook tot uitdrukking in het grote aantal Nobelprijswinnaars in de natuur- en scheikunde, de aantrekkingskracht sinds het interbellum op wetenschappelijk talent uit Europa en meer recent ook uit India en Oost-Azië. Het Amerikaanse militaire overwicht berust in belangrijke mate op technologische superioriteit. De meeste vroege Amerikaanse schilderkunst (late 18e eeuw tot de vroege 19e eeuw) bestaat uit historische taferelen en, vooral, uit portretten (Joseph Badger, John Brewster en anderen). Amerika's eerste bekende schilderschool was de Hudson River School, die werd opgericht in 1820 door Thomas Cole. Historieschilderkunst werd in de 19e eeuw minder populair. Enkele belangrijke Amerikaanse schilders zoals Mary Cassatt, James McNeill Whistler en John Singer Sargent brachten een groot deel van hun leven in Europa door, waar ze door het Franse impressionisme werden beïnvloed. Amerikaans realisme werd de nieuwe richting voor de Amerikaanse beeldende kunstenaars aan het begin van de 20e eeuw (onder meer de kunstschilder George Bellows). De fotograaf Alfred Stieglitz (1864-1946) leidde de Photo-Secession movement, die fotografie als opkomende kunstvorm stimuleerde. Stieglitz promootte ook de uit Europa afkomstige kubisten en abstracte schilders als John Marin en Marsden Hartley in zijn 291 Gallery in New York. Na de Eerste Wereldoorlog verwierpen vele Amerikaanse kunstenaars de moderne trends en kozen in plaats daarvan voor een meer academische stijl en meer realisme, warbij zij zoals Grant Wood Amerikaanse stedelijke en landelijke scènes uitbeeldden. De Harlem Renaissance was in de jaren twintig en dertig een andere belangrijke ontwikkeling in de Amerikaanse kunst, met kunstenaars als Romare Bearden en Jacob Lawrence. President Roosevelts New Deal omvatte ook kunstprogramma's als Public Works of Art Project met het doel werk te geven aan kunstenaars en openbare gebouwen te versieren met een bij voorkeur nationaal thema. Een van de bekendste kunstenaars uit deze periode was Diego Rivera met zijn muurschilderingen. Na de Tweede Wereldoorlog vormde een groep van New Yorkse kunstenaars de eerste Amerikaanse beweging van abstract expressionisme. Tot die eerste generatie van abstracte expressionisten behoorden onder meer Jackson Pollock en Willem de Kooning. Action painting wordt gekenmerkt door spontaniteit, krachtige penseelstreken, drup- en spattechnieken en sterke fysieke bewegingen bij de productie van een schilderij. De bekendste vertegenwoordiger was Jackson Pollock. Popart-kunstenaars zoals Andy Warhol (1928-1987) en Roy Lichtenstein (1923-1997) maakten in hun kunst gebruik van voorwerpen en afbeeldingen uit de Amerikaanse populaire cultuur, zoals Coca-Colaflessen, soepblikken en strips. Realisme bleef in de 20e eeuw echter, ondanks de invloed van het modernisme, steeds populair in de Verenigde Staten, met kunstschilders als Edward Hopper en Norman Rockwell. De oorsprong van de Verenigde Staten ligt in een aantal Britse koloniën aan de oostkust van het huidige land. Daardoor begint de geschiedenis van de Amerikaanse literaire traditie aanvankelijk als deel uitmakend van de bredere Engelse literatuur. Slechts geleidelijk begon deze literatuur zich meer en meer via haar unieke Amerikaanse karakteristieken te onderscheiden van de literatuur van het moederland. Gedurende bijna 200 jaar waren Amerikaanse lezers aangewezen op Europa, vooral op wat er in Groot-Brittannië verscheen, maar de roep naar een eigen nationale literatuur werd sterker. In de loop van de 19e eeuw werden op Amerikaanse bodem diverse wereldberoemde romans geschreven (door James Fenimore Cooper, Mark Twain, Henry James e.a.) en gedichten (door Edgar Allan Poe, Emily Dickinson, Walt Whitman e.a.). Op poëziegebied beleefde de VS vanaf 1910 tot omstreeks 1930 een bloeiperiode met experimenteel ingestelde modernistische schrijvers als Ezra Pound en T.S. Eliot wier invloed nog steeds doorwerkt in de hedendaagse Amerikaanse poëzie. Tijdens de Depressie van de jaren dertig werd de literatuur sociaal geëngageerder en directer (bijvoorbeeld John Steinbeck en The Grapes of Wrath). In de periode van het interbellum reageerden invloedrijke dramaturgen als Eugene O'Neill met experimenteel theater tegen de commerciële Broadway-producties. De schrijvers van de "Lost Generation" - waarvan de bekendste F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway en John Dos Passos zijn - schreven in deze periode hun meesterwerken. William Faulkner (The Sound and the Fury, 1929) werd een van de grote Amerikaanse schrijvers van de 20e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van een ware explosie van het boekenaanbod waarbij romans het grootste marktaandeel veroverden. Vooral de genreliteratuur werd populair. De hedendaagse literatuur uit de VS biedt een zeer complexe en gediversifieerde aanblik, met modernistische en traditionalistische schrijvers uit allerlei verschillende culturele achtergronden. Het onderwijs in de Verenigde Staten wordt voornamelijk beheerd door de afzonderlijke staten. Elk van de 50 staten heeft een kosteloos openbaar schoolsysteem (public school system). Er zijn ook meer dan 3500 instellingen van hoger onderwijs, gesteund door de individuele staten. Het openbare schoolsysteem is gebaseerd op 13 jaar onderwijs voor iedere leerling, beginnend met kindergarten (de kleuterschool) voor vijfjarigen en eindigend met de twaalfde klas, waarna leerlingen hun highschooldiploma behalen. Daarom wordt het systeem ook wel "K through 12", of kortweg "K12", genoemd. Meestal doorlopen kinderen achtereenvolgens drie verschillende scholen: elementary school, middle school (in sommige staten junior high school genoemd) en high school. Wie na het K12-systeem nog een opleiding wil volgen, komt vaak terecht bij een college. Hier kan men een bachelor degree (vierjarige opleiding) behalen, of voor sommige studierichtingen een lagere associate degree (twee jaar). Ook universiteiten bieden een programma aan om een bachelor degree te behalen. Hierna kan men eventueel nog een studie op een universiteit volgen om een master's degree of het diploma van Doctor of Philosophy te behalen. Een groot verschil met andere onderwijssystemen is dat de toegang voor de hogere school of universiteit niet gegarandeerd wordt door het behalen van het middelbareschooldiploma, maar door hoge scores bij de eindexamens van het schooljaar. Scholieren worden bijna nooit gedwongen om een jaar over te doen (alleen bij de score "F", failure). Om toegelaten te worden op universiteiten met een hoge reputatie moet op bijna alle vakken "A" (excellent) gehaald worden. Er is immers geen nationaal curriculum of standaard eindexamen. De Verenigde Staten hebben een gezondheidszorg die de hoogste kwaliteit heeft en de meest vooruitstrevende technieken gebruikt en onderzoek uitvoert. Deze gezondheidszorg is echter duur en onbetaalbaar voor veel Amerikanen. Er zijn twee federale sociale programma's: Medicare (65+ en gehandicapten) en Medicaid (armen), waarbij de overheid de kosten voor medische zorg betaalt. Er zijn echter veel Amerikanen die niet aanmerking komen voor deze sociale programma's, waarvan de werkgever geen gezondheidsverzekering aanbiedt en die zelf geen particuliere verzekering kunnen betalen. In 2009 was 16,2% van de Amerikanen onverzekerd. Dat is een groot probleem, omdat veel zorgverleners patiënten alleen behandelen als ze verzekerd zijn, of als zij de zekerheid hebben dat de patiënt de kosten kan/zal betalen. De eerste noodhulp moet altijd wel worden verleend, maar zorgverleners proberen daar zoveel mogelijk onderuit te komen. Onder de controversiële Patient Protection and Affordable Care Act, beter bekend als Obamacare, wordt de Amerikaanse gezondheidssector hervormd. Een van de uitgangspunten is dat iedere Amerikaan verplicht wordt een gezondheidsverzekering te hebben, indien nodig met overheidssubsidie. Ondanks felle tegenwerking is het aantal aantal Amerikanen zonder gezondheidsverzekering anno 2015 gedaald naar 12,3%. De gezondheidszorg kost 17% van het Amerikaans bbp. Dit is het hoogste percentage in de westerse wereld (voor Frankrijk bijvoorbeeld is dit slechts 11,5 %). Desondanks zijn de resultaten verhoudingsgewijs slecht: in 2017 was de gemiddelde levensverwachting in de VS 80 jaar, waarmee het land wat dit betreft op de 43ste plaats in de wereld komt. Bovendien heeft meer dan een tiende van de bevolking geen of maar beperkt toegang tot de gezondheidszorg. Er zijn meerdere oorzaken aan te wijzen voor deze kostenexplosie. Voor de meeste patiënten worden de kosten betaald door verzekeringen en sociale programma's die meestal gedwongen zijn alle kosten te betalen, zonder rem op het aantal of soort behandelingen dat de zorgverleners noodzakelijk achten (beperkingen opleggen of wachtlijsten ligt politiek zeer gevoelig). De zorgverlener wordt betaald per handeling en heeft er dus alle belang bij om veel behandelingen uit te voeren, zelfs als ze niet noodzakelijk zijn. Bovendien worden, in verband met de claimcultuur in Amerika, alle mogelijke medische testen uitgevoerd om zich later in te kunnen dekken. Preventieve zorg, die op termijn goedkoper is, wordt niet bevorderd. Met de hervorming wordt gepoogd financiële prikkels in te bouwen voor een goedkopere en efficiëntere gezondheidszorg. Zo wordt in de toekomst per totale behandeling of patiënt een vast bedrag betaald. Zijn er complicaties of meer ziekenhuisdagen nodig dan gepland, komt dat ten koste van de behandelaar. In een vrije markt zijn de salarissen van de medische specialisten onbeperkt en hoog. Bovendien moeten veel zorgverleners hoge premies betalen om zich te verzekeren tegen mogelijke schadeclaims. In Europa worden medische missers maar zeer zelden vergoed en zijn zorgverleners beter beschermd. Door hun levensstijl en voedingsgewoontes is vanaf eind 20e eeuw het overgewicht van de Amerikanen schrikbarend gestegen. Het aantal doden in de VS als gevolg van overgewicht wordt geschat op 300.000 per jaar. In 2014 had een op de drie Amerikanen obesitas, drie op de vier mannen en twee op de drie vrouwen hebben overgewicht. De tendens is inmiddels wel gestabiliseerd op dit hoge niveau. Het overgewichtprobleem treft vooral de lagere sociale klasse, die veel junkfood eet en weinig sport. In de armere wijken is er soms sprake van 'food deserts', plaatsen waar geen groenten en fruit te koop zijn. United States Coast Guard (kustwacht)De US Coast Guard is formeel geen onderdeel van de strijdkrachten, maar valt onder het Department of Homeland Security. In tijd van oorlog valt de kustwacht echter onder het Department of the Navy. De kustwacht kent wel een min of meer militaire hiërarchie en haar schepen zijn bewapend. Zowel land- als luchtmacht kennen (Air) National Guard Units: actief dienende reservisten. Vrijwilligers die een deel van hun vrije tijd besteden aan actief dienen in het leger, vergelijkbaar met het Korps NATRES in Nederland. Anders dan de NATRES, zijn de militairen van de National Guard ingedeeld in gevechtseenheden en kunnen ze worden uitgezonden naar het buitenland. De constitutie bepaalt dat de president de opperbevelhebber (Commander in Chief) van de krijgsmacht is. De dagelijkse leiding is in handen van de minister van defensie (Secretary of Defense) en een plaatsvervangend minister (Deputy Secretary of Defense). Zij worden bijgestaan door een aantal assistent-ministers (Assistent Secretary of Defense) voor materieelzaken, personeelsaangelegenheden, financiën enz. De overkoepelende organisatie is het United States Department of Defense (DoD), ook het Pentagon genoemd naar het gebouw waarin het departement is gehuisvest. Onder het Defense Department vallen drie departementen voor de afzonderlijke krijgsmachtdelen: Department of the Navy, Department of the Air Force en het Department of the Army. Elk wordt geleid door een minister (Secretary) en een onderminister (Under Secretary). Zowel de marine als het marinierskorps vallen onder het Department of the Navy. De krijgsmacht telt 1,4 miljoen actieve dienstnemers (zonder Coast Guard en National Guard). In dat opzicht is het na het Volksbevrijdingsleger van de Volksrepubliek China het tweede in grootte. Er zijn nog enkele honderdduizenden beschikbaar in de reserves en de National Guard. De dienstplicht is na de Vietnamoorlog afgeschaft. Als de president het nodig acht kan hij, met toestemming van het Congres, die echter weer invoeren. De uitgaven voor defensie bedroegen in 2003 370,7 miljard dollar (3,3 % van het BNP), dat is bijna de helft van de werelduitgaven aan defensie. De krijgsmacht van de Verenigde Staten is een hiërarchische organisatie, met een systeem van militaire rangen om niveaus van gezag binnen de organisatie aan te duiden. De legerdienst is verdeeld in een professioneel ambtenarenkorps samen met een groter aantal aangeworven personeel dat de militaire handelingen van dag tot dag uitvoert. Toelating tot het ambtenarenkorps van de Verenigde Staten wordt niet beperkt door de maatschappelijke klasse. Het leger van de VS handhaaft een aantal militaire toekenningen en onderscheidingen om de kwalificaties en de bijzondere prestaties van militair personeel aan te duiden. Op 26 juli 1948 ondertekende de Amerikaanse president Harry S. Truman de Executive Order 9981 die de raciale scheiding ophief tussen de militairen van de Verenigde Staten. Homoseksuelen werden nog tot 2010 geweerd uit de strijdmacht (van 1993 tot 2010 onder de noemer Don't ask, don't tell, waarbij homoseksuelen die 'in de kast' bleven wel werden toegelaten). De vlag van de Verenigde Staten, de Star-Spangled Banner of stars and stripes, bestaat uit 13 strepen en 50 sterren op een blauw vlak. De 13 strepen staan voor de oorspronkelijke 13 koloniën. De sterren staan voor de huidige 50 staten. Voor de vlaggen van de deelstaten, zie: Lijst van vlaggen van Amerikaanse deelgebieden. Er zijn meerdere ontwerpen geweest voordat de vlag die vandaag de dag wordt gebruikt het licht zag. Zo was er een ontwerp dat de sterren en strepen 'andersom' had, dus 13 kleine streepjes linksboven en een groot blauw vak met sterren, en een vermeerdering van het aantal strepen met elke staat die er bij kwam. Het huidige ontwerp werd in 1795 goedgekeurd door het congres. In 1813 gaf het Congres de opdracht aan vlaggenmaakster Mary Pickersgill voor het maken van de eerste officiële The Star-Spangled Banner, de vlag van 10 bij 14 meter die moest gaan wapperen boven fort McHenry. Het was deze vlag die amateurdichter Francis Scott Key inspireerde tot het schrijven van het gelijknamige volkslied. Het grootzegel, waarop de Amerikaanse zeearend is afgebeeld, dateert uit 1782. Het wordt nog steeds 2000 tot 3000 keer per jaar gebruikt om officiële documenten te verzegelen. De individuele staten bepalen wat de officiële feestdagen zijn voor hun staat. Al zijn de openbare instellingen op die dagen meestal gesloten, volgen bedrijven niet altijd de aanbeveling van de staat en werken gewoon door. Columbus Day, tweede maandag in oktober (alleen gevierd in staten met een grotere Italiaanse bevolking) Christmas Day, 25 decemberDe belangrijkste feestdagen, waarop bijna alle bedrijven gesloten zijn, zijn: New Year's Day, Memorial Day, Independence Day, Labor Day, Thanksgiving Day, en Christmas Day.

Amersfoort ( uitspraak (info / uitleg)) is een stad en gemeente in het oosten van de Nederlandse provincie Utrecht in het midden van het land. De gemeente telt 156.294 inwoners (1 januari 2019, bron: CBS) die Amersfoorters worden genoemd. Het is in bevolkingsaantal de tweede stad van de provincie Utrecht en de vijftiende van Nederland. Amersfoort is een groeistad en vervult economisch een regiofunctie met een sterk gegroeid bedrijfsleven, heeft een van de grootste spoorwegknooppunten van Nederland en is een belangrijke garnizoensstad. De binnenstad bezit een middeleeuws karakter met grachten. De stad Amersfoort dankt zijn ontstaan en naam aan een doorwaadbare plaats of voorde in de rivier de Eem (vroeger: Amer). De Eem begint waar de Lunterse Beek (Heiligenbergerbeek) en de Barneveldse Beek (Flierbeek), die water afvoerden uit de Gelderse Vallei, bij elkaar kwamen in een laagte tussen de Amersfoortse Berg en het hoger gelegen gebied ten noorden van Amersfoort (Hoogland). Bij die doorwaadbare plaats werd de Eem gekruist door handelsroutes die van Utrecht naar het oosten en noorden liepen. Bewoning in Amersfoort en omgeving gaat ver terug in de tijd. Al in het mesolithicum trokken jagers en verzamelaars door de regio. Bij archeologisch onderzoek zijn de restanten van jachtkampjes aangetroffen. In het neolithicum moet er ook in de regio gewoond zijn; bewoningssporen zijn tot op heden niet aangetroffen, maar wel grafheuvels met vondsten uit deze periode, zoals klokbekers. Ook uit de bronstijd en ijzertijd zijn grafheuvels bekend, zoals bij de Galgenberg, De Vlasakkers en de Leusderheide. Een deel hiervan is al in de 19e eeuw onderzocht. Bewoning uit de bronstijd en ijzertijd is bij diverse opgravingen aangetroffen, waaronder in het gebied de Schammer (Leusden) en Wieken Vinkenhoef (Amersfoort). De Romeinen hebben de regio nooit permanent bezet en bewoond, maar dat er contacten en incidentele bezoeken waren staat wel vast. Een Romeinse kom - aangetroffen in een grafveld in Amersfoort-Noord - duidt hierop. De eerste vermelding van Amersfoort dateert uit 1028. Er moet toen sprake geweest zijn van een boerennederzetting. De strategische ligging was voor de bisschop van Utrecht aanleiding om er een van zijn hoven te bouwen, om van hieruit de Gelderse Vallei te ontginnen. Waarschijnlijk werd dit bisschoppelijk hof in de eerste helft van de 12e eeuw gesticht op de plaats waar thans de Sint-Joriskerk staat. Handel en nijverheid leefden op. De nederzetting kreeg op 12 juni 1259 stadsrechten van de Utrechtse bisschop Hendrik van Vianden. In de akte, waarin aan Amersfoort stadsrechten werd verleend werd het stadje omschreven als een oppidum, dat wil zeggen dat de stad versterkt was, waarschijnlijk door een aarden wal, wellicht met poorten. Tegen het einde van de 13e eeuw werd de eerste stenen muur gebouwd, met een lengte van 1550 meter, en omgeven door een gracht. Op de plattegrond van het centrum van Amersfoort is deze eerste stadsmuur nog goed terug te vinden. In 1340 was er een grote stadsbrand, waarbij ongeveer de helft van de gebouwen werd vernietigd of beschadigd. Omstreeks 1380 werd begonnen met de bouw van een nieuwe muur (gereed rond 1450) met de totale lengte van 2850 meter, die het oppervlak van de ommuurde stad verdrievoudigde. In deze muur werd een aantal poorten gebouwd die tot op de dag van vandaag te bewonderen zijn, zoals de Koppelpoort en de Monnikendam. Van de eerste muur is weinig bewaard gebleven, slechts de sterk gerestaureerde Kamperbinnenpoort resteert. Niettemin is het verloop van de eerste muur nog intact; de Muurhuizen volgen het tracé van de muur en maken gebruik van diens fundering. Amersfoort kreeg in de Middeleeuwen na wonderen rond een Mariabeeld, het zogenaamde Mirakel van Amersfoort, grote betekenis als bedevaartsoord, waardoor de economie opbloeide en vanaf 1444 de Onze-Lieve-Vrouwetoren kon worden gebouwd. De stad had in de 16e eeuw veel te lijden van oorlogshandelingen. Hij werd in 1572 bezet door de staatsen en in 1573 door de Spanjaarden. In 1579 werd Amersfoort heroverd door Jan VI van Nassau-Dillenburg, waarop in 1579 gedwongen aansluiting bij de Unie van Utrecht plaatsvond. In 1629 werd Amersfoort door Ernesto Montecuccoli veroverd tijdens zijn Inval van de Veluwe. De Inval op de Veluwe en de inname van Amersfoort hadden tot doel, paniek te veroorzaken in de Republiek, waardoor Frederik Hendrik van Oranje het Beleg van 's-Hertogenbosch zou moeten opgeven. Dit was tevergeefs doordat het Spaans-keizerlijke leger moest terugtrekken na de onverwachte inname van Wesel. Sinds de 16e eeuw ging het economisch slechter. De inwoneraanwas stagneerde en in het begin van de 19e eeuw telde Amersfoort nog maar 8.000 mensen. Rond 1850 braken de inwoners grote delen van de wallen en poorten af. Dat bood de armen werk en de stenen waren nuttig voor straten, pleinen en wegen. Ingrijpen van koning Willem II voorkwam sloop van de Koppelpoort, Monnikendam, Kamperbinnenpoort en een restant van de stadsmuur. In het begin van de 18e eeuw werd de stad een centrum van de Oudkatholieke Kerk, door de vestiging van de refractarische priesters van de zogenaamde Oud-bisschoppelijke Clerezij. De stad behield daarna een overwegend niet-katholieke signatuur, mede door de vestiging van vele beroepsmilitairen na 1870. De komst van de spoorwegen in 1863 deed de stad uit haar 19e-eeuwse slaap ontwaken. Amersfoort werd een belangrijk knooppunt en is dat tot op heden gebleven. Rond 1870 werd Amersfoort door de regering verkozen voor de uitbreiding van het leger, mede vanwege de centrale ligging aan spoorwegen en nabij de Hollandse Waterlinie en heideterreinen, die als oefenterrein konden dienen (Vlasakkers, Leusderheide). Zoals ook elders in Nederland leed in Amersfoort de Joodse gemeenschap zwaar onder de Holocaust. Van de ruim 630 Amersfoortse Joden kwamen er 353 tijdens deze oorlog om. De meesten van hen stierven in Auschwitz of Sobibór. Een groot deel van de Joden die niet waren omgekomen had dit te danken aan de hulp van stadgenoten; velen zaten in Amersfoort en omgeving ondergedoken tijdens de oorlog. De materiële schade als gevolg van de oorlog was in deze stad beperkt. Het oude centrum bleef gespaard. Tijdens de mobilisatie ter voorbereiding op de oorlog werden in Amersfoort en omgeving in 1938 verschillende militaire legerplaatsen ingericht: de Prins Bernhardkazerne en de kampen Bokkeduinen, Waterloo (Lisiduna), Amsvorde, Boskamp (het latere PDA / Kamp Amersfoort) en Zonnebloemstraat (aan het eind van de huidige Noordewierweg). In mei 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog moesten alle 43.000 bewoners worden geëvacueerd vanwege de verwachte gevechten in en om Amersfoort, dat toen de grootste garnizoensstad van Nederland was. Na vier dagen konden zij terugkeren. De Duitsers richtten bij Amersfoort het concentratiekamp Kamp Amersfoort in. In 1943 werd in Amersfoort de Raad van Verzet (RVV) opgericht bij de familie Van Beek, die op het huidige adres Stationsstraat 28 woonde. Op 20 juli 1943 werden twintig leden van de clandestiene verzetsgroep Inlichtingendienst Nederland geëxecuteerd; zij werden begraven in het Jannetjesdal op de Leusderheide. Op 2 oktober 1944 hielden de bezetters een razzia, waarbij 5.000-6.000 Amersfoortse mannen van 17-40 jaar werden meegenomen om loopgraven aan te leggen langs de IJssel in de omgeving van Dieren. Op 2 februari 1945 werden achttien jonge gevangenen uit Kamp Amersfoort en twee voorbijgangers doodgeschoten aan de Barchman Wuytierslaan. Een gedenksteen in de voorgevel van de woningen Barchman Wuytierslaan 40 en 42 herinnert aan deze fusillade. De namen van de omgekomenen staan hierop vermeld. Op 20 maart 1945 werden tien willekeurige gevangenen uit het kamp aan de Appelweg gefusilleerd bij wijze van represaille voor de liquidatie van een Nederlands lid van de Sicherheitsdienst. De nazi-Duitse strijdkrachten bliezen op 16 en 17 april 1945 bruggen in en bij de stad op, waaronder de spoorbrug bij de Koppelpoort. Op 7 en 8 mei 1945 bevrijdden Canadese troepen de stad. Tot ongeveer 1970 was er sprake van geringe ontwikkeling. Vervolgens verdween de militaire aanwezigheid op de Bernhardkazerne na. Daardoor dreigde het aantal inwoners zelfs te dalen. Met de annexatie op 1 januari 1974 van het grootste deel van de toenmalige gemeente Hoogland breidde het grondgebied van Amersfoort flink uit. Tegen het einde van de 20e eeuw kreeg de stad een sterke impuls dankzij de Groeistad-status. Dit leidde tot de bouw van nieuwe Vinex- en andere wijken, zoals Kattenbroek, dat door zijn bijzondere architectuur landelijke bekendheid verwierf. In deze periode vestigden zich ook nieuwe bedrijven in Amersfoort. Uiteindelijk kreeg na heftige politieke discussies het treinstation Amersfoort een nieuw stationsgebouw. Gelijktijdig werd de omgeving van het station opnieuw ingericht met onder meer middelgrote kantoorgebouwen. Een gevolg van het verrijzen van nieuwe woonwijken in het noorden van de stad was de bouw van twee nieuwe treinstations, te weten Amersfoort Schothorst en Amersfoort Vathorst. Amersfoort ligt op een vlakke plaats in de vallei van de Eem aan de meest noordoostelijke rand van de Utrechtse Heuvelrug en ten zuiden van het hoger gelegen gebied Hoogland. De stad heeft een middeleeuwse kern met grachten en wallen. De grachten werden behouden, maar de wallen werden voor het grootste deel in de 19e eeuw afgebroken en vervangen door een park en singels. Het huidige park op de oude wallen wordt vaak aangeduid als het Zocherplantsoen, omdat het (mede) werd ontworpen door Jan David Zocher.Vanaf 1870 breidde de stad zich sterk uit door de komst van de spoorwegen en een aantal kazernes. Maar tot in de jaren vijftig van de 20e eeuw ging al het autoverkeer van West-Nederland naar het noorden en oosten van het land nog door de Langestraat dwars door het centrum. De zuidwestelijke singel werd daarom tussen 1956 en 1958 gedempt om plaats te maken voor een rondweg, sinds 1966 Stadsring genaamd. In 1980 kreeg de stad Groeistad-status, mede waardoor enkele omliggende gemeenten geheel of gedeeltelijk werden geannexeerd. Dit waren: Bunschoten (deels) (1998)Er kwamen grote nieuwe woonwijken, zoals (zie ook opsomming verderop in dit artikel) Vathorst en Schothorst-Noord, beide met een eigen station en Zielhorst, Kattenbroek en Nieuwland. Deze versterkten in niet geringe mate de centrumfunctie van de oude stad, waar veel winkels en horeca zijn. Er kwamen ook aanzienlijke bedrijfs- en kantoorterreinen (zie opsomming onder Economie). De aanleg van de A28 (Utrecht-Zwolle) oostelijk van Amersfoort betekende een verdere impuls voor de groei. Waar de A28 de A1 snijdt, ontstond het knooppunt Hoevelaken. Amersfoort heeft de grenzen van zijn uitbreidingsmogelijkheden bijna bereikt. Amersfoort vormt het regiocentrum voor Bunschoten, Spakenburg, Hoevelaken, Leusden, Soest en Baarn. In 2006 won Amersfoort de titel 'Groenste Stad van Nederland', die wordt toegekend door Entente Florale. De stad dankt haar titel aan het beleid dat Amersfoort voert om haar natuur te behouden. In september 2007 werd de stad door dezelfde organisatie tot 'Groenste Stad van Europa' uitgeroepen. Verder kent Amersfoort vele stadsparken. Het grootste park is Park Schothorst, dat ten noorden van het centrum ligt. Het park is rijk aan vele soorten natuur. Ook het iets kleinere Park Randenbroek ten zuiden van het centrum kent vele soorten natuur. In het begin van de 19e eeuw telde Amersfoort slechts 9000 inwoners. De aanleg van de spoorweg in 1863 en de komst van de militairen niet lang daarna zorgden voor groei van de bevolking. Maar na de Eerste Wereldoorlog volgde een decennialange periode van stilstand en zelfs jaren van daling in het inwoneraantal. Factoren die deze stagnatie ten dele kunnen verklaren zijn de woningnood in de jaren na de Tweede Wereldoorlog en een gebrek aan geschikte locaties voor vestiging van bedrijven die voor nieuwe werkgelegenheid zouden kunnen zorgen. Gedurende lange tijd waren de Nederlandse Spoorwegen en het leger de grootste werkgevers in Amersfoort. Na 1960 begon de stad weer te groeien, mede dankzij twee gemeentelijke herindelingen, waardoor vrijwel de hele gemeente Hoogland en delen van Leusden, Stoutenburg en Hoevelaken bij Amersfoort werden gevoegd. De bevolkingsgroei kwam in een stroomversnelling toen in 1980 Amersfoort werd aangewezen als groeistad. In 1970 telde de stad 75.000 inwoners. In 2008 woonden er ruim 139.000 mensen in Amersfoort. In 2017 zijn dit er bijna 155.000. Amersfoort telde in 2008 68.017 mannen en 71.048 vrouwen. Van het totaal aantal inwoners van 139.065 waren 29.036 jonger dan 15 jaar, 93.746 tussen 15 en 64 jaar en 16.283 ouder dan 64 jaar. In 2007 was Nieuwland met 14.957 inwoners de grootste wijk van Amersfoort. In de toekomst zal Vathorst met circa 11.000 woningen en 25.000 inwoners de grootste wijk van de stad worden. In die wijk zijn en worden vele voorzieningen gecreëerd, zoals sportvelden, scholen, winkels, een bedrijventerrein en het station Amersfoort Vathorst. Niet alleen in Amersfoort-Noord is sprake van grootschalige bouwactiviteit. In het gebied ten noordoosten van treinstation Amersfoort, het Eemkwartier, worden ongeveer 750 woningen gebouwd. In het gebied rondom de Hogeweg in het oosten van de stad verrijzen maximaal 870 woningen. De eerste kerk in de omgeving is die van Villa Lisiduna (tegenwoordig Oud-Leusden) ten zuidwesten van de stad. Op deze plaats heeft vanaf 697 een kerk gestaan, lange tijd de parochiekerk voor de hele regio, ook Amersfoort. In 1826 was de toenmalige kerk in verval geraakt en is deze gesloopt, maar de toren is blijven staan. De stad kreeg zijn eigen kerken in de 13e eeuw. De eerste zijn de Heilige Geestkapel (thans Lutherse kerk) en de Sint-Joriskerk. In de Middeleeuwen was Amersfoort een bedevaartsoord. De pelgrims kwamen vanwege het zogenaamde Mirakel van Amersfoort, een Mariabeeldje dat in 1444 onder wonderbaarlijke omstandigheden gevonden zou zijn en waaraan wonderen werden toegeschreven. De pelgrims veroorzaakten economische groei en met de opbrengsten uit de bedevaart werd de Onze Lieve Vrouwetoren (Lange Jan) gebouwd. Vanwege dit beeldje wordt nog steeds een ommegang gehouden. Na de reformatie was Amersfoort een overwegend protestantse stad. Ook de band met het Oud-katholicisme was sterk, doordat in 1724 voormalige pastoor Cornelius Steenoven van de schuilkerk aan 't Zand, St. Georgius, tot aartsbisschop van Utrecht werd gewijd, maar later door de paus werd afgezet en in de ban gedaan, waardoor de Oudkatholieke Kerk ontstond. Het protestante karakter van de stad werd eind 19e eeuw na de komst van grote kazernes nog versterkt, omdat beroepsmilitairen overwegend protestanten waren. Deze toestand duurde voort tot de sluiting van de kazernes en de aanwijzing van Amersfoort als groeistad. Dat bracht veel onkerkelijken naar de stad. Toch is er nog sprake van een duidelijke protestante signatuur, ook vanwege de omliggende plaatsen die overwegend protestant zijn en de nabijheid van de Veluwse Bijbelgordel. Die signatuur blijkt uit een relatief groot aantal protestantse gemeenten, en door de aanwezigheid van een aantal protestantse instellingen, waaronder de Evangelische Hogeschool, die doelbewust hun band met Amersfoort onderhouden. De voornaamste kerk in het centrum, de St. Joris, is protestant. De kerken in Amersfoort hebben een eigen FM-kanaal. De protestante kerken zijn per 2009 bezig met een fusie. In 1991 stichtte de franciscaan Guy Dilweg op het landgoed Stoutenburg het gelijknamige milieuklooster. In 2010 zijn de zeven Rooms-Katholieke parochies in Amersfoort, Hoogland en Hooglanderveen gefuseerd tot de Onze Lieve Vrouw van Amersfoort. In datzelfde jaar is de Protestantse Gemeente Amersfoort ontstaan, een fusie van de Hervormde, Gereformeerde en Lutherse wijkgemeenten, een gevolg van het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland De Elleboogkerk, locatie van de voormalige parochie O.L.V. ten Hemelopneming, omgebouwd tot het Armando Museum, later verwoest door brand en weer herbouwd. De Sint Joris op 't Zand of Heilige Georgiuskerk (Oudkatholieke Kerk) uit 1927, op de plaats van een 17e-eeuwse schuilkerk. De Appèlkerk uit 1927, oorspronkelijk Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband, daarna Vrije Evangelische Gemeente, sinds 2015 niet meer in gebruik als kerk. De Johanneskerk (bijzondere wijkgemeente PKN) uit 1960, een in functionalistische stijl opgetrokken gebouw van de architecten S. van Woerden en H.J. Schneider. In 1727 werd de synagoge aan de Drieringensteeg gesticht, die nog steeds bestaat, hoewel het interieur tijdens de oorlog geheel werd verwoest. Er komen zowel Sefardische als Asjkenazische Joden. In 1941 telde de Joodse gemeente ongeveer 700 leden. Van hen kwamen er 333 mensen om. In 1943 werd het interieur op last van de overheid gesloopt. De helft van de Joden viel ten prooi aan de Shoah (onderdeel van de Holocaust waarbij het om de Joden ging). Anno 2009 is er een actieve orthodox-joodse gemeenschap in Amersfoort. Er zijn er twee rabbijnen woonachtig, namelijk rabbijn Shimon Evers, en rabbijn Binyomin Jacobs. Beiden zijn werkzaam voor het Interprovinciaal Opperrabbinaat. Er worden minstens eens per week synagogediensten gehouden. De religieuze gemeenschap organiseert zelf vervoer voor enkele kinderen die naar de orthodox-joodse school Cheider in Amsterdam-Buitenveldert gaan. In Amersfoort zijn diverse moskeeën. De grootste zijn moskee El Fath in de wijk Liendert (Marokkaanse gemeenschap), gebouwd in 2007 naar ontwerp van architect Gerard Rijnsdorp, en de Mevlana Moskee in de wijk Kruiskamp (Turkse gemeenschap). In de gemeente zijn er een aantal rijks-, gemeentelijke en oorlogsmonumenten, zie: Amersfoort telt ruim 400 rijksmonumenten en twee stadsgezichten: Rijksbeschermd gezicht Amersfoort (binnenstad) en Rijksbeschermd gezicht Amersfoort - Bergkwartier (villawijk). De middeleeuwse binnenstad is opmerkelijk goed geconserveerd en bezit een grachtenstelsel. De Onze Lieve Vrouwetoren (door de Amersfoorters ook "Lange Jan" genoemd) is de belangrijkste blikvanger. Met zijn 98 meter is het de op twee na hoogste kerktoren van Nederland. De bijbehorende kerk ging bij een explosie in 1787 verloren. De toren werd voor 1960 gebruikt als oorsprong van het coördinatenstelsel van het Rijksdriehoeksnet. Het exacte middelpunt van de Onze Lieve Vrouwetoren was het punt van waaruit heel Nederland kadastraal genummerd was en wordt daarom nog wel het geografisch middelpunt van Nederland genoemd. Dit is bij de toren zichtbaar gemaakt door twee metalen strips, waarvan één de kadastrale x-as aangeeft en de ander de y-as. In het midden van de torenvloer is een markering aangebracht die dit oorspronkelijke nulpunt aangeeft. In de periode 1960-1978 zijn deze coördinaten om praktische redenen verschoven naar X = 155 000 m en Y = 463 000 m, omdat het nulpunt om praktische redenen 120 km ten zuidoosten van Parijs, en 1 km ten oosten van La Celle-Saint-Cyr is gelegd.De binnenstad heeft nog andere bezienswaardige kerken, zoals de Sint-Joriskerk aan de Hof en de rooms-katholieke Sint-Franciscus-Xaveriuskerk, ontworpen door architect F. Wittenberg. Ook de Sint-Aegtenkapel en de Oudkatholieke kerk H. Georgius zijn noemenswaardig. De Elleboogkerk, een neoclassicistische kerk uit 1820, werd tijdens een brand op 22 oktober 2007 geheel verwoest. Een belangrijke niet-religieuze bezienswaardigheid is de stadsmuur. De eerste stadsmuur werd gebouwd rond 1300. De Plompetoren was een onderdeel van de oudste muur. Hier werden vroeger de gevangenen gehouden. Tussen 1380 en 1451 werd een nieuwe stadsmuur gebouwd, die de stad tot in de 19e eeuw ruimschoots heeft kunnen omsluiten en die deels behouden is. Nadat de oudste stadsmuur haar functie had verloren werd deze gebruikt om huizen tegenaan te bouwen, Muurhuizen. Een voorbeeld van zo'n Muurhuis is het huis Tinnenburg. De binnenstad heeft ook een jongere stadsmuur. De stad heeft daarnaast nog een aantal stadspoorten, zowel land- als waterpoorten. De meest bijzondere en bekendste is de Koppelpoort, die zowel land- als waterpoort is. Verder zijn er de Monnikendam (een waterpoort) en de Kamperbinnenpoort (een landpoort). Bierbrouwerij De Drie Ringen is gevestigd in een voormalige stadsboerderij en brouwt op ambachtelijke wijze bier. Verder zijn het Hofje de Poth, een van de oudste hofjes in het land en het Sint-Pietersgasthuis noemenswaardige bezienswaardigheden. Er worden stadswandelingen georganiseerd door het Gilde Amersfoort en rondvaarten in de Amersfoortse grachten door Stichting Waterlijn. Buiten Amersfoort ligt sinds 1948 een dierentuin, het DierenPark Amersfoort, gelegen in het Bos Birkhoven, aan de westkant van de stad. Deze dierentuin trekt jaarlijks ongeveer 750.000 bezoekers (2008) en is daarmee de 16e attractie van Nederland, gerekend naar bezoekersaantallen. In de gemeente zijn diverse beelden, sculpturen en objecten geplaatst in de openbare ruimte. Het historische stadsmuseum van Amersfoort is het Museum Flehite, waar een beeld wordt gegeven van de geschiedenis. In het geboortehuis van Piet Mondriaan bevindt zich het Mondriaanhuis, "museum voor Constructieve en Concrete Kunst". Het museum toont divers werk van Mondriaan, waaronder exemplaren van zijn geometrisch-abstracte werk, de stijl waar Mondriaan bekend om staat. Er wordt ook werk in die stijl van andere kunstenaars getoond. Een ander kunstmuseum is het Armando Museum, dat, zoals de naam al doet vermoeden, vooral werk van Armando vertoont. In 2007 woedde brand in het pand waarin het museum gevestigd was, de Elleboogkerk. Hierna werd het werk op diverse locaties geëxposeerd. De genoemde drie musea vormen, tezamen met Kunsthal KAdE, de Stichting Amersfoort in C. Er zijn nog andere musea in de stad te vinden. Zo is er het Cavaleriemuseum, dat gewijd is aan de geschiedenis van Nederlandse cavalerie. De Zonnehof (ook wel het Rietveld Paviljoen genoemd) is een expositieruimte voor uiteenlopende kunstvormen. Het voormalige concentratiekamp Kamp Amersfoort heeft tegenwoordig ook een museale functie. Twee voormalige musea zijn het Vindselmuseum In Natura (t/m 2011) en het Culinair Museum (t/m 2010, de collectie is toegevoegd aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam). Bibliotheek Eemland is sinds 2008 bezig met het in kaart brengen van schrijvers van romans, gedichten, kinderboeken en informatieve boeken in haar werkgebied. Het betreft schrijvers die uitgegeven zijn bij reguliere uitgeverijen, via printing on demand of in eigen beheer. Een lijst van schrijvers in Amersfoort is op hun pagina te vinden. Amersfoort heeft één groter theater, de Flint, tevens congrescentrum, enkele kleinere plus twee bioscoopcentra met meerdere zalen en een poppodium (Fluor, tot 2015 De Kelder). De horeca is sinds de jaren zeventig flink ontwikkeld met de pleinen de Hof en het Lieve Vrouwekerkhof als zwaartepunt. Er zijn een aantal jaarlijks terugkerende muziek- en theaterfestivals (zie hieronder). Daarnaast vindt Proef Amersfoort (vanaf 1996), een culinair evenement, elk jaar plaats op de Hof. Het Eemplein, met onder meer een (Pathé)bioscoop (8 zalen), muziekschool, bibliotheek en horecagelegenheden is 31 oktober 2012 geopend. De Amersfoortse Kei heeft de stad en haar inwoners de bijnamen 'Keistad' en 'Keientrekkers' gegeven. Het verhaal over hoe deze kei in Amersfoort terecht is gekomen gaat als volgt: in 1661 sloot de dichter en jonkheer Everard Meyster een weddenschap af dat hij de Amersfoorters zo ver zou kunnen krijgen om een grote granieten zwerfkei vanaf de Utrechtse Heuvelrug naar de stad te slepen. Meyster wist de Amersfoorters in ruil voor bier en krakelingen te overtuigen en met een slee en trekkracht werd de kei de stad in gesleept, naar de Varkensmarkt, waar de kei op een sokkel werd gezet. Toen de Amersfoorters inzagen dat Meyster hen een onzinnig karwei had laten uitvoeren, werd de kei in de grond begraven. Meyster, die bevreesd was dat de ergernis van de bevolking hem persoonlijk zou raken vluchtte naar Utrecht. Hij vestigde zich in een huis dat hij De Krakeling noemde, naar de krakelingen die hij de Amersfoorters in het vooruitzicht had gesteld voor het verslepen van de kei. Het pand aan de straat genaamd Achter Sint Pieter, op de hoek van de straat die nu bekend staat als Keistraat, is vernoemd naar de Amersfoortse kei. In 1903, toen de schaamte van de Amersfoorters voor de blunder van hun voorouders geslonken was werd de kei opgegraven. Sinds 1953 bevindt de kei zich op zijn huidige plek: aan de Stadsring, bij de Arnhemsestraat. In Amersfoort zijn diverse televisieseries opgenomen. Meest recentelijk zijn de opnames van de serie Oogappels (2019-) op diverse locaties in de stad. De serie Fort Alpha (1996-1997) werd opgenomen in Amersfoort op het Constantinianum, dat deel uitmaakt van een kloostercomplex. Het complex bevindt zich in het Amersfoortse Bergkwartier, een villawijk in Amersfoort die op de Amersfoortse Berg gelegen is. Verder werden door de hele stad opnamen gemaakt, zoals in het middeleeuwse stadscentrum van Amersfoort, de vooroorlogse wijken Soesterkwartier en Nederbergkwartier en op het station Amersfoort. Al eerder werd de serie Spijkerhoek (1989-1993) opgenomen. Hiervoor werden veel buitenopnamen gemaakt in de historische binnenstad: de Appelmarkt, de Groenmarkt en op nabijgelegen historische plekken in de stad zoals het Havik. In seizoen 3 en 4 vonden de opnamen plaats aan een drukke weg in Bussum. De laatste twee seizoenen (5 en 6) vonden voor een groot deel weer plaats in Amersfoort. Amersfoort is de bakermat van een aantal reizende straattheaterfestivals zoals Boulevard of broken dreams en De Parade, beide bedacht door Terts Brinkhoff. Begonnen met Tractor Tournee in 1973 was Amersfoort een van de eerste steden met een dergelijk rondtrekkend straattheater festival. Later volgden oa La Strada festival, Festival Etcetera, Street Arts festival Spoffin (vanaf 1981) en Theater Terras (vanaf 1974). Ook op het gebied van muziekfestivals heeft Amersfoort een rijke historie. Sinds 1977 vindt jaarlijkse in mei Amersfoort Jazz plaats, gevolgd door Dias Latinos (vanaf 1996 in augustus) en het Smartlappenfestival (vanaf 2000 in april). Het Highlands Bluesfestival in Hoogland bestond vijf jaar (2008-2013) maar moest stoppen vanwege slechte bezoekersaantallen (ze kampten meerdere jaren met slecht weer). Op het gebied van popmuziek noemen we hier o.a. Het Torenfestival (later Torenpop) en Into the woods (elektronische muziek in het bos Birkhoven). Een bijzondere loot aan de festivalboom is het concept 'Gluren bij de buren' waarbij, door de hele stad verspreid, optredens in huiskamers plaatsvinden. In de zomer vindt een dergelijk festival plaats onder de titel 'Struinen in de tuinen'. Naast Amersfoort vindt dit festival ook plaats in Nieuwegein, Woerden, Zoetermeer, Utrecht, Gooise Meren, Haarlem en Zutphen. In 1982 en 2010 werd de Roze Zaterdag in Amersfoort gehouden. Amersfoort was vanaf ongeveer 1860 tot 1980 een van de belangrijkste garnizoenssteden van Nederland. In 1939 zelfs de grootste. De groei kwam na een regeringsbesluit omstreeks 1870 om Amersfoort wegens zijn centrale ligging, de Hollandse Waterlinie, de nabijheid van oefenterreinen (Vlasakkers, Leusderheide) en de lage grondprijs uit te breiden met kazernes, vooral van het wapen der Cavalerie van de Koninklijke Landmacht. In totaal werden er acht kazernes gebouwd en kreeg de Koninklijke Marechaussee er ook een vestiging. Daarnaast verrezen er nog eens tien militaire of semi-militaire instellingen (daaronder niet begrepen Kamp Amersfoort). De militaire aanwezigheid had een grote invloed op de groei van de stad en haar economische ontwikkeling. De volgende kazernes bevonden zich op enig moment in Amersfoort (inclusief instellingen die intussen door gemeentelijke grenswijzigingen niet meer in Amersfoort liggen, maar er militair gezien altijd onder geressorteerd hebben): Juliana van Stolberg- , 1889-1978 (onderverdeeld in de volgende kazernes alle gelegen aan de Leusderweg,) Bernhard Kazerne, vroeger ook wel "het OCC" genoemd (Opleidingscentrum Cavalerie), Barchman Wuytierslaan 198, 1939-heden (zie ook organisatie Koninklijke Landmacht)Onder de andere militaire instellingen die de stad heeft gekend, zijn onder meer een aantal militaire tehuizen, een militair hospitaal, een interneringskamp en een vrouwenkamp. De afbouw van de militaire instellingen begon bij de afschaffing van de dienstplicht. Daarna volgde vanwege het einde van de Koude Oorlog een verdere inkrimping van het Nederlandse leger. Mede als compensatie voor dit aanzienlijke verlies aan banen kreeg Amersfoort de status van groeikern in 1978. Tegenwoordig is van de kazernes alleen nog de Bernhardkazerne in bedrijf. Amersfoort heeft zijn economische positie vooral te danken aan zijn ligging als knooppunt op de routes oost-west en noord-zuid. De mogelijkheid om redelijk voordelig te bouwen was een ander belangrijk punt. De stad had in de Middeleeuwen een bijzonder groot aantal brouwerijen en een belangrijke textielnijverheid. De stad beleefde in de 18e eeuw een bloeiperiode dankzij de tabaksteelt. De komst van de spoorlijn naar Utrecht in 1863 was eveneens een grote impuls. De regiofunctie van de stad nam toe en de wagenwerkplaats, die in 1904 werd geopend, zorgde voor veel werkgelegenheid. De Amersfoortse economie bleef na de oorlog wat achter maar is na 1970 sterk gegroeid door aanwijzing als groeikern. Enkele grote bedrijven en instellingen hebben er hun hoofdkantoren, zoals de verzekeraars de Amersfoortse en voedingsconcern Nutreco. Van de sterke bouwactiviteit profiteerde ook de in Amersfoort gevestigde aannemer Meeús. In 1990 verplaatste de Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland, destijds gevestigd in Hilversum (lange tijd de economische concurrent van Amersfoort), zijn hoofdkantoor naar Amersfoort, wegens onoplosbare verkeersperikelen in Hilversum. In 2008 ging deze KvK op in de KvK Gooi-, Eem- en Flevoland, die Almere als vestigingsplaats kreeg. Een vernieuwing van het stationsgebied met de bouw van een groot nieuw station vanaf 1992 trok vele bedrijven naar het centrum. NS Stations Retailbedrijf, uitbater winkelketens spoorwegstations (o.a. AH to go, Kiosk) Daarnaast heeft Amersfoort vanwege zijn centrale ligging altijd al een flink aantal nationale verenigingen, stichtingen en instellingen, zoals: Koninklijke Landmacht, Bernhardkazerne, Opleiding en Trainingscentrum Manoeuvre (voorheen het Opleidingscentrum Cavalerie) Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens, Stichting voor onderwijs en examens in boekhouding en administratie Amersfoort is een belangrijk spoorwegknooppunt, door de centrale ligging en door de kruising van de lijnen Amsterdam-Deventer en Zwolle-Utrecht. In 1904 werd de Wagenwerkplaats geopend, waar goederenwagons werden hersteld. De werkplaats is tot 2000 in gebruik geweest. Het spoorwegemplacement ter plaatse is nog altijd een van de grootste in Nederland. Nabij het station ligt het redelijk nieuwe opstelterrein voor reizigerstreinen Bokkeduinen. De oude opstelsporen worden gebruikt voor goederenvervoer, zodat de beide vervoersstromen gescheiden kunnen blijven. In de jaren 1992-1998 werden het reizigersstation en het stationsplein van Amersfoort geheel verbouwd. In het kader van het Rail 21-plan werden onder andere een nieuw stationsgebouw gebouwd en een derde eilandperron aangelegd bij Station Amersfoort en werd het aantal sporen op twee lijnen vergroot (spoorverdubbeling tussen Amersfoort Centraal en Schothorst waardoor het treinverkeer vier sporen ter beschikking kreeg). Ook kwam er een fly-over ('vrije kruising') bij Amersfoort Aansluiting, ten oosten van het station, waar de sporen richting Zwolle en richting Deventer splitsen. Een dive-under aan de westzijde is in 2012 opgeleverd om een aantal knelpunten in de dienstregeling op te kunnen heffen. Naast station Amersfoort telt de gemeente nog drie stations: Amersfoort Vathorst, Amersfoort Schothorst en Hoevelaken. Station Schothorst werd op 30 mei 1987 geopend voor o.a. de wijk Schothorst. Station Vathorst werd op 27 mei 2006 geopend voor de nieuwe wijk Vathorst. Op 9 december 2012 opende, ten zuiden van Hoevelaken, het gelijknamige station. De drie stations worden door stoptreinen of sprinters bediend; op station Schothorst eindigt bovendien elk uur een intercity uit Schiphol en elk uur een intercity uit Den Haag. In Amersfoort is ook het opleidingscentrum van de Nederlandse Spoorwegen, direct gelegen naast station Amersfoort. Men beschikt hier over twee treinsimulators. Eén is van een VIRM- en de andere is van een SLT-trein. Amersfoort heeft sinds eind jaren zestig een ringweg. Er zijn goede aansluitingen met de nabije A1 (Hilversum, Amsterdam, Hengelo, Duitsland) en A28 (Utrecht, Zwolle). Op het knooppunt Hoevelaken, dat ten noordoosten van de stad ligt, komen deze autowegen bij elkaar. Lokale busdiensten worden uitgevoerd door Syntus Utrecht evenals de meeste interlokale busdiensten. Enkele interlokale busdiensten worden verzorgd door Qbuzz (onder de naam U-OV). Sinds 2004 wordt door een actieve groep bewoners een stedenband met het Portugese Albufeira onderhouden. De samenwerking met deze gemeente vindt vooral plaats op de gebieden sport en toerisme. Amersfoort heeft sinds 1 april 2017 een universiteit. Er zijn vestigingen van enkele hogescholen, plus een categoriaal gymnasium, het Stedelijk Gymnasium Johan van Oldenbarnevelt. Onder andere de volgende scholen voor algemeen voortgezet onderwijs zijn aanwezig: Het landelijk hoofdkantoor van de tennisbond KNLTB is in Amersfoort gevestigd. Amersfoort herbergt ook de tennisclubs ALTA Amersfoort, LTV Flehite, LTC Volta, Metgensbleek, 't Stort, TV Nieuwland, TV Hooglanderveen, LTV Vathorst, TV Soesterkwartier en LTV Randenbroek. Onder de samenwerking ITA tennis033 werken ze samen. Het Open Nederlands Tenniskampioenschap (Dutch Open) vond enkele jaren in Amersfoort plaats. Sinds 2017 is er de " new dutch open" met het ITF beachtoernooi op 't Stort beach. Naast de KNLTB was ook het hoofdkantoor van de KNSB gevestigd (is sinds 11 december 2012 verhuisd naar de Utrecht). Amersfoort heeft lange tijd een voetbalclub gehad die uitkwam in de Eerste divisie. Dat was de Hollandia-Victoria Combinatie, oftewel HVC. HVC speelde zijn wedstrijden in een bescheiden stadion op sportpark Birkhoven. De club heeft een aantal beroemde spelers voortgebracht als de latere bondscoach Jan Zwartkruis, keeper Piet Schrijvers, en de veldspelers Henk Wery, Mosje Temming en Ron Spelbos. De profsectie van HVC werd in 1973 omgedoopt in SC Amersfoort. Die club heeft nog tot 1982 doorgespeeld, waarna het definitieve eind kwam voor het Amersfoorts betaald voetbal. Momenteel is VV Hoogland de hoogst spelende voetbalvereniging binnen de gemeentegrenzen. Het eerste elftal van deze vereniging komt met ingang van het seizoen 2018/2019 uit in de hoofdklasse van het zondagvoetbal. Judo heeft in Amersfoort jaren een rol van betekenis gespeeld. Door Boersma Sport, tegenwoordig Judoschool Herman Boersma, zijn er diverse Nederlandse en internationale kampioenen opgeleid. Daarnaast oefenden de kampioenen Theo Meijer en Anton Geesink ook bij Boersma Sport. Vandaag de dag is judo weer in opkomst. Theo Meijer heeft een sportschool in het naastgelegen Leusden en Sportinstituut Hoogland en Judoschool Midden verzorgen ook lessen in judo. Daarnaast bestaat er een regionaal samenwerkingsverband, genaamd JuSeiDo. In 2009 werd de afsluitende tijdrit van de wiellerronde Eneco Tour in Amersfoort gehouden; deze werd gewonnen door de Noor Edvald Boasson Hagen. In augustus 2011 vond de proloog van dezelfde wiellerronde in de wijk Vathorst plaats. Ditmaal was de Amerikaan Taylor Phinney de snelste. Amersfoort heeft een van de weinige traditionele Militaire Ruitersportcentra van Nederland. Militair Ruitersportcentrum Marcroix bevindt zich op de Bernhardkazerne in Amersfoort. Het ruitersportcentrum maakte voorheen altijd deel uit van het Opleidingscentrum Cavalerie (OCC) en nu van het huidige Opleiding en Trainingscentrum Manoeuvre. De Rugbyclub Eemland speelt sinds 1975 in Amersfoort. De club heeft een eredivisieteam, dat in het seizoen 2010/2011 op een vijfde plaats in de competitie wist te eindigen. Ook de Amersfoortse badmintonvereniging BCA (Badminton Combinatie Amersfoort) speelt in de hoogste Nederlandse divisie. Het eerste herenelftal van de Amersfoortse Mixed Hockey Club komt uit in de overgangsklasse A, het op een na hoogste competitieniveau in het Nederlandse Hockey. Er is ook een Badmintonclub in Amersfoort Noord (BAN). Twee bekende zwem- en poloverenigingen zijn AZ&PC (de Amersfoortse Zwem- en Poloclub) en SG Amersfoort. In Amersfoort is sinds 1961 ook de honkbal- en softbalvereniging BSC Quick gevestigd die een eigen accommodatie heeft op het sportpark Dorrestein. Dwars door Amersfoort loopt de Europese wandelroute E11, ter plaatse ook wel Marskramerpad geheten. Vanaf Soestduinen via het bos Birkhoven loopt de route door het historisch centrum en vervolgt via onder andere het Valleikanaal richting Terschuur. De gemeente heeft sinds 1 januari 2009 een gemeentelijke ombudsman voor de behandeling van klachten tegen de gemeente, als deze die klachten niet bevredigend oplost. De gemeenteraad van Amersfoort bestaat sinds 1994 uit 39 zetels. Hieronder staat de samenstelling van de gemeenteraad sinds de vervroegde verkiezingen in 1973 vanwege de annexatie van de gemeente Hoogland: Amersfoortse Kei, waaraan Amersfoort de bijnaam Keistad en haar inwoners de geuzennaam Keientrekkers danken.

Amfetamine (in straattaal ook wel speed, pep, snelle of belly) is een synthetisch psychofarmacon en drug. De dextro-isomeer van amfetamine (dextro-amfetamine) wordt voorgeschreven als therapie voor ADHD en narcolepsie. Het racemisch mengsel van amfetamine kent momenteel geen medicinale toepassingen in Nederland en wordt slechts recreatief gebruikt. Het gebruik is geestelijk verslavend. Amfetamine werkt stimulerend en bevordert aldus slapeloosheid. Daarnaast vermindert het veelal de lust tot eten of drinken. Amfetamine werd vroeger dan ook wel toegepast als vermageringsmiddel. Ook werd het toegepast als doping in de sport.Vaak wordt gedacht dat amfetamine een vast bestanddeel is van xtc-tabletten. Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt het tegendeel: maar 2,6% van de tabletten bevat amfetamine. Recreatief gebruik van amfetamine vindt vooral plaats door het te snuiven of te slikken. Verwante stoffen die een sterkere werking hebben zijn methamfetamine en het vooral in enkele Aziatische landen populaire yabaa. In 1887 werd amfetamine voor het eerst gesynthetiseerd door de Roemeense chemicus Lazăr Edeleanu. Toen men er in 1927 achter kwam dat amfetamine verlichting geeft bij astma en bronchitis werd het voorgeschreven in de vorm van inhalators. Al snel werd opgemerkt dat de stof ook andere werkingen had. Methamfetamine beter bekend als crystal meth of Yabaa is een verwante stof met een nog sterkere werking dan amfetamine. Deze is door Akira Ogata in 1919 gesynthetiseerd. In de jaren 30 werd speed populairder en ten tijde van de Tweede Wereldoorlog werd het zowel aan Duitse als aan geallieerde zijde als ondersteunend middel in gevechtssituaties gebruikt. In de jaren 40 ervoer men dat de bijwerkingen van amfetamine zeer ernstig konden zijn. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden amfetamine en daaraan verwante stoffen als benzedrine (Bennies) en dexedrine (Dexies) op grote schaal van officiële zijde voorgeschreven aan militairen, zoals piloten, die daardoor langer alert konden blijven. Het middel bleek onder meer hartklachten te veroorzaken die tot het verlies van levens leidden. Amfetamineproducten werden daarom alleen nog op recept verstrekt. Artsen schreven die tot begin jaren 60 vrij gemakkelijk uit. Later kwamen er steeds meer illegale laboratoria waar speed werd geproduceerd. Tijdens de Vietnamoorlog nam het drugsgebruik onder Amerikaanse militairen eind jaren 60 extreme vormen aan. Ongeveer 60% van de militairen gebruikte drugs, vaak amfetamine en aanverwante stoffen. Amfetamine is een zogenaamd sympathicomimeticum; het bootst de werking van verschillende stoffen in het sympathisch zenuwstelsel na. Belangrijke neurotransmitters in het sympathisch zenuwstelsel zijn noradrenaline en adrenaline. Amfetamine is een agonist van deze stoffen; het zorgt ervoor dat er extra veel vrijkomt en dat het extra lang doorwerkt. Amfetamine (net als Ephedrine) wordt opgenomen door het uptake-1 systeem van het presynaptisch deel en zorgt ervoor dat noradrenaline vrijkomt in de synaptische spleet waar het postsynaptische α- en β-receptoren stimuleert. Amfetamine zorgt dat noradrenaline langer in de synaptische spleet aanwezig blijft, omdat het de opname van noradrenaline in het presynaptisch deel door middel van uptake-1 inhibeert. Amfetamine heeft ook een inhiberende invloed op MAO dat normaal gezien 20% tot 40% noradrenaline in het presynaptisch deel afbreekt na opname uit de synaptische spleet (de overige 60% tot 80% van de heropgenomen noradrenaline uit de synaptische spleet kan weer opgenomen worden door vesikels). Activering van het sympathisch zenuwstelsel vindt normaal gesproken plaats bij gevaar of spanning. Het lichaam moet klaar zijn om snel te reageren, de stofwisseling krijgt minder prioriteit en de eetlust vermindert. Mensen die amfetamine gebruikt hebben, hebben veel energie; ze praten heel veel en hebben last van onwillekeurige bewegingen van het lichaam. Ze zweten meer en kunnen soms last krijgen van hoofdpijn. Na gebruik op langere termijn kunnen erectieproblemen ontstaan. Ook kunnen het hart, de lever en de nieren problemen ondervinden. Daarnaast is er een verhoogd risico op psychotische stoornissen. Depressie kan optreden na het staken van (langdurig) amfetaminegebruik. Psychosen veroorzaakt door amfetaminegebruik zijn meestal van voorbijgaande aard wanneer het gebruik gestaakt wordt. Speed kan als pil of in poedervorm ingenomen worden. Meestal wordt het gesnoven, maar het kan ook geslikt of gespoten worden. Wordt speed geslikt, dan begint de werking na zo'n 20 minuten. Als het echter in een 'bommetje' (een vloeitje dat tot een soort containertje is gevouwen) wordt geslikt dan duurt het wat langer voor het effect gevoeld wordt vanwege de vloei, zo'n 30 minuten tot een uur. Bij het snuiven komt de speed via het neusslijmvlies in het bloed terecht en komt het effect na een paar minuten. Bij het spuiten in een ader werkt de speed vrijwel onmiddellijk. De duur van het effect van speed varieert, de duur van de werking ligt zo tussen de 4 en 8 uur afhankelijk van de hoeveelheid en sterkte van de speed. Speed wordt, in tegenstelling tot wat redelijk vaak wordt beweerd, bijna nooit verwerkt in XTC-pillen. In Nederland wordt maar in ongeveer 2% van de pillen speed gevonden. Speed wordt, vooral in het buitenland en met name in de VS, ook wel gerookt. Het wordt dan in een glazen pijpje gedaan en verwarmd met een aansteker. Het effect is al voelbaar na enige malen inhaleren. Het roken is wel enkel van toepassing bij de stof methamfetamine, die in het illegale circuit de naam 'crystal meth' of kortweg 'meth' krijgt, voornamelijk in de Verenigde Staten. Amfetamine die onder de naam 'speed' wordt verkocht, voornamelijk in Europese landen, kan niet gerookt worden. Methamfetamine is echter krachtiger en kan gerookt worden. Methamfetamine heeft meer de vorm van kristallen en is dus harder, dit in tegenstelling tot speed, dat vaak poederachtig van vorm is. Als de laatstgenoemde nog nat is ('vers'), dan lijkt het een soort pasta en kan dan niet (of moeilijk) worden gesnoven. Zowel de positieve als de negatieve effecten van methamfetamine worden als sterker ervaren. In 2016 had ongeveer 4,4 % van de Nederlandse bevolking ooit amfetamine gebruikt, in het jaar 2015 zelf ongeveer 1,4% van de bevolking (160.000-280.000 mensen). Twintigduizend mensen gebruikten het minimaal een maal per week. Amfetamine is een typische partydrug op festivals. Achttienhonderd mensen waren in 2016 in behandeling voor amfetamineverslaving. Tachtig procent hiervan is man. Het aantal dodelijke overdosissen wordt geschat tussen 1 tot 5 per jaar. Benzedrine is de merknaam van het racemaat van amfetamine (dl-amfetamine). Het werd onder deze merknaam door Smith, Kline and French in de Verenigde Staten in 1928 in de vorm van inhalators op de markt gebracht. Amictus validus is een vliegensoort uit de familie van de wolzwevers (Bombyliidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1869 door Loew. Dit was de voortzetting van de firma Westendarp und Pieper, die in de jaren twintig de TX-motorfietsen maakte. Onder de naam AMO werden van 1950 tot 1954 48cc-bromfietsjes gemaakt. AMO-zijboordmotortjes werden in de DDR onder de naam AMW nagebouwd.

Amphiduropsis axialensis is een borstelworm uit de familie Hesionidae. Het lichaam van de worm bestaat uit een kop, een cilindrisch, gesegmenteerd lichaam en een staartstukje. De kop bestaat uit een prostomium (gedeelte voor de mondopening) en een peristomium (gedeelte rond de mond) en draagt gepaarde aanhangsels (palpen, antennen en cirri). Amphiduropsis axialensis werd in 1990 voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Blake & Hilbig. Amphinemura pediformis is een steenvlieg uit de familie beeksteenvliegen (Nemouridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2008 door Li & Yang. Amphitrite rubra is een borstelworm uit de familie Terebellidae. Het lichaam van de worm bestaat uit een kop, een cilindrisch, gesegmenteerd lichaam en een staartstukje. De kop bestaat uit een prostomium (gedeelte voor de mondopening) en een peristomium (gedeelte rond de mond) en draagt gepaarde aanhangsels (palpen, antennen en cirri).

een Romeins flacon met een nauwe hals en twee oren, een ampulla (flacon) - later ook gebruikt door christelijke pelgrims voor 'heilig water' of 'heilige olie'hieruit voortgekomen zijneen kannetje gebruikt bij de mis, zie: Ampul (mis)

De Amsteltrein is een smalspoorlijntje in het Amstelpark in Amsterdam-Zuid. Het spoor werd aangelegd voor de Floriade van 1972 die in dat jaar in het Amstelpark werd gehouden. Het is een ringlijn die langs diverse bijzondere objecten in het park leidt. De lengte is circa 3,7 kilometer. De spoorwijdte is 600 mm, net als bij veel soortgelijke parkspoorlijnen (Parkeisenbahnen) in Duitse steden.Na 1972 bleef de Amsteltrein, net als een aantal andere attracties in het park, behouden en rijdt inmiddels al ruim vier decennia rond in het park. Het vertrekpunt ligt nabij de hoofdingang aan de Europaboulevard. Er is ook een halte aan de zuidkant van het park. De rit voert onder andere langs het Rosarium, het Glazen huis, de Rododendronvallei, de Riekermolen, het Verlaten land, Parkgalerie Papillon en Midgetgolf Amstelpark. Een rondrit duurt circa 15 minuten. Van 1 april tot 1 oktober rijdt de trein dagelijks tussen 10.00 en 18.00 uur. In de winter rijdt de trein op woensdag, zaterdag en op zon- en feestdagen tussen 11.00 en 18.00 uur. Het rollend materieel bestaat uit een originele Porsche motorlocomotief met Porsche-motor. De vormgeving is ook duidelijk op de auto’s van Porsche uit de jaren vijftig geïnspireerd. De trein bestaat uit vijf open rijtuigen. De uitlaatgassen van de locomotief worden met een slang onder de rijtuigen door geleid, zodat de passagiers niet in de walm hoeven te zitten. Een soortgelijke loc is onder andere aan te treffen op de Rheinparkbahn in het Rheinpark in Keulen. Er zijn er ook twee op de Kleinbahn in de Deutsch-Französischen Garten in Saarbrücken. Locomotieven van dit type werden gebouwd tussen 1959 en 1971 door de Sollinger Hütte in Uslar bij Hannover. Zij hebben op diverse Duitse parkspoorlijnen gereden, behalve in Keulen en Saarbrücken ook in Dortmund en Hamburg en korte tijd ook in Bonn en Ludwigshafen.Het Amsterdamse exemplaar heeft waarschijnlijk eerst in Dortmund gereden, daarna korte tijd in Hamburg en is daarna naar Amsterdam gekomen.

Amsterdam Admirals was een Nederlandse american football-club die uitkwam in de NFL Europe sinds de oprichting in 1995. In eerste instantie speelden de Admirals hun wedstrijden in het Olympisch Stadion. Toen in 1996 de Amsterdam ArenA werd opgeleverd verhuisde niet alleen voetbalclub AFC Ajax naar het nieuwe stadion, maar ook de Admirals. In 2007 werd de club opgeheven vanwege de beëindiging van de NFL Europe. Dit gebeurde naar een idee vanuit de Amerikaanse NFL, waardoor de voornamelijk jonge spelers vanuit de NFL ervaring konden opdoen ten tijde dat de competitie in Amerika stil lag. Het project was een voortvloeisel uit de World League of American Football die daarvoor reeds in Europa werd gehouden, de eerste twee jaar zonder Nederlandse inbreng. De NFL Europe bestond vanaf het begin af aan uit twee Duitse teams, Rhein Fire en Frankfurt Galaxy, de Britse verenigingen de Scottish Claymores en de London Monarchs alsmede de Spaanse club Barcelona Dragons en de Admirals. Geleidelijk aan verdwenen de niet-Duitse clubs echter van het toneel waardoor de Admirals sinds 2005 de enige niet-Duitse club in de NFL Europe waren. De Admirals kwalificeerden zich voor de World Bowl in 1995 met een 9-1 seizoensrecord, maar verloren van Frankfurt Galaxy met 26-22. Pas 10 jaar later, tijdens hun 11-jarig bestaan bereikten de Admirals wederom de Worldbowl. De Admirals wonnen hun eerste World Bowl in 2005 door de regerend NFL Europe kampioen, Berlin Thunder, met 27-21 te verslaan tijdens de dertiende editie van de World Bowl. Gedurende de reguliere competitie eindigden de Admirals dat seizoen achter Berlin Thunder op de tweede plaats, wat betekende dat ze zich mochten opmaken voor de World Bowl. De finale tegen de Duitsers werd gewonnen, waardoor voor het eerst in de historie van de club het kampioenschap werd behaald. In seizoen 2006 werd wederom de World Bowl behaald maar dit keer gingen de Amsterdammers kansloos ten onder tegen Frankfurt Galaxy: 22-7. In seizoen 2006-2007 werden een paar wijzigingen in de NFL Europe doorgevoerd. De league heette voortaan NFL Europa en het logo werd veranderd. Er werd een nieuwe manier van promotie ingevoerd, namelijk het player continuity program. Dit hield in dat elk team in de NFL Europa vanaf 2006-2007 2 spelers in de buurt hield voor promotie-doeleinden. Derrick Ballard als LinebackerIn 2007 werden de wedstrijden op vrijdag en zondag gespeeld in de Amsterdam ArenA. Een uitzondering was de wedstrijd van 15 juni, welke werd gespeeld in het Olympisch Stadion van Amsterdam, het stadion waar de Admirals hun eerste thuiswedstrijden speelden. Op 29 juni 2007 maakte de NFL bekend dat de NFL Europa wordt opgeheven. Hiermee is een einde gekomen aan het bestaan van de Admirals.

Amsterdam is de (titulaire) hoofdstad en naar inwonertal de grootste gemeente van Nederland. De stad, in het Amsterdams ook Mokum genoemd (afkomstig uit het Jiddisch), ligt in de provincie Noord-Holland, aan het IJ, het Noordzeekanaal en de monding van de Amstel. De gemeente Amsterdam telt 863.202 inwoners (1 januari 2019, CBS). Groot-Amsterdam telde eind 2016 1.344.659 inwoners. Het aantal verschillende nationaliteiten in de gemeente behoort tot de hoogste ter wereld.Amsterdam dankt zijn naam aan de ligging bij een in de 13e eeuw aangelegde dam in de Amstel. De plaats kreeg kort na 1300 stadsrechten, werd in 1345 door het Mirakel van Amsterdam een pelgrimsoord en groeide in de Gouden Eeuw uit tot een van de belangrijkste haven- en handelssteden ter wereld. Een toestroom van buitenlanders uit vooral de Zuidelijke Nederlanden, Duitsland en de Scandinavische landen leidde vanaf het eind van de 16e eeuw tot stadsuitbreidingen, waaronder de laatste grachten van de fortificatie die nu als grachtengordel bekend is en in 2010 is toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Bezienswaardigheden en attracties in Amsterdam zijn het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum, het Van Gogh Museum en Het Scheepvaartmuseum, het Anne Frank Huis, het Concertgebouw, Muziekgebouw aan 't IJ en EYE Filmmuseum, dierentuin Artis, de Wallen en de coffeeshops. De stad telt twee universiteiten en meerdere hogescholen. De bewoningsgeschiedenis van Amsterdam begint ruim 4600 jaar geleden aan het eind van de Nieuwe Steentijd. Opgravingen uit de periode 2005-2009 onder Damrak en Rokin brachten gebruiksvoorwerpen en botten van gebruiksdieren uit die periode aan het licht.Omstreeks het jaar 1000 werd het moerassige gebied, toen Aemestelle genoemd, vanuit de Utrechtse regio ontgonnen. Vanaf verschillende bestaande veenstromen werden aan weerszijden afwateringssloten gegraven en ontstond een boerengemeenschap van landontginners, zoals ook elders in het veengebied tussen het Gooi en de Hollandse duinen. Toen het veen als gevolg van ontwatering begon in te klinken moesten dijken worden aangelegd om het inmiddels lager gelegen land tegen het water te beschermen.In de 13e eeuw leidde dit tot aanleg van dijken langs de Zuiderzee en het IJ zoals de Spaarndammerdijk en Diemerzeedijk. In de monding van de Amstel werd, vermoedelijk kort na de overstromingen van 1170 en 1173, de dam aangelegd waar Amsterdam zijn naam aan ontleent. Een deel van de Amstel zou gegraven kunnen zijn. Het deel van de rivier buitengaats, het Damrak, was het begin van de Amsterdamse haven. De rivier aan de andere kant van de Dam werd, deels drooggelegd, het Rokin. Begin 20e eeuw zijn restanten van die dam aangetroffen op de plek tussen het Nationaal Monument en het gebouw van De Bijenkorf. De oudste vermelding van Amsterdam is in een document van 27 oktober 1275, waarin graaf Floris V de bewoners tolvrijheid verleent. Over de precieze datum waarop Amsterdam stadsrechten verkreeg is onzekerheid. Een van de mogelijkheden is dat de Utrechtse bisschop Guy van Avesnes de plaats in 1300-1301 stadsrechten heeft verleend, dit omdat hij in een handvest uit die tijd spreekt over 'onsen poiteren van Aemstelredamme' (Onze poorters van Amsterdam). Hij noemt de burgers expliciet 'poorters', hetgeen erop wijst dat er stadsrechten waren vergeven. Doch over het exacte tijdstip van de toekenning is weinig meer te zeggen dan dat het tijdstip rond of kort na 1300 ligt. In 1342 kreeg Amsterdam een nieuw stadsrecht van de Hollandse graaf Willem IV.Spoedig daarna volgde de tol op bier. De contacten rond de bierhandel met Hamburg waren de springplank voor de Oostzeehandel en het begin van Amsterdam als handelsstad. In de 15e eeuw was Amsterdam gegroeid tot de belangrijkste handelsstad van Holland. Bij uitbreiding van de stad werden ringvormige grachten gegraven, ter verdediging en voor de waterhuishouding. De huizen werden op een fundering van lange houten palen gebouwd die op de zandlaag onder de drassige bodemlaag steunden. Het gebruik van hout als bouwmateriaal maakte de stad gedurende de middeleeuwen kwetsbaar voor stadsbranden. In 1421 werd hierdoor een derde en in 1452 zelfs driekwart van de stad verwoest. In 1597 en 1679 vonden in Amsterdam wat kleinere branden plaats. De stad kreeg al snel een traditie van burgerlijk bestuur, met een belangrijke rol voor de vroedschap: een college van vooraanstaande burgers die de meeste bestuurders benoemden. Het stadsbestuur sloot zich in 1578 aan bij de opstand tegen Spanje (Alteratie), vooral vanwege handelsbelangen. Na de inname van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585 kwamen veel Antwerpenaren, met hun handelsnetwerk, naar Amsterdam. Naast vele andere factoren speelden hun komst en die van Portugese Joden een belangrijke rol in wat de Gouden Eeuw van Amsterdam en Holland wordt genoemd. De bevolking van Amsterdam nam in die periode snel toe door een explosieve toestroom van buitenlanders. Omstreeks 1570 telde Amsterdam minder dan 30.000 inwoners, in 1622 was hun aantal gegroeid tot ruim 100.000. Tegen het einde van de 17e eeuw overschreed het inwonertal de 200.000 en behoorde Amsterdam met Londen, Napels en Parijs tot de grootste steden in Europa. De bevolkingsgroei maakte een grootschalige uitbreiding van de stad noodzakelijk, waaraan de concentrische grachtengordel met zijn koopmanshuizen en pakhuizen te danken is. Daarna zwakte de groei van de stad af en omstreeks 1680 kwam een einde aan de bouwactiviteiten. Aan de oostkant van de Amstel was een overvloed aan bouwrijpe grond beschikbaar. Kavels werden uitgegeven aan liefdadigheidsinstellingen en de Plantage werd bestemd als wandelpark. Vanaf halverwege de 18e eeuw daalde het inwoneraantal weer, om circa 1815 een dieptepunt te bereiken met circa 140.000 inwoners. In de 19e eeuw was er een langzaam herstel en omstreeks 1850 begon Amsterdam zich uit te breiden buiten de 17e-eeuwse Singelgracht. In 1825 kwam met het nieuw-gegraven Noordhollandsch Kanaal de waterverbinding met Den Helder tot stand. In 1839 werd het traject Amsterdam – Haarlem geopend als eerste spoorweg van Nederland. Sinds 1876 is het Noordzeekanaal de rechtstreekse verbinding tussen de Amsterdamse haven en de sluizen bij IJmuiden die toegang geven tot de Noordzee. Met het aanbreken van de industriële revolutie begon een nieuwe periode van expansie. Vernieuwing van de handel, nieuwe industrie en een bevolkingsexplosie die opgevangen werd in de 19e-eeuwse gordel. De bevolking verdubbelde van circa 250.000 omstreeks 1850 tot 510.000 in 1900. De sociale misstanden waar de industriële revolutie mee gepaard ging maakten Amsterdam tot een centrum van de Nederlandse sociaaldemocratie en leidden tot grootschalige stadsuitbreidingen (Plan Zuid, Plan West en AUP). Tijdens de Grote Depressie in de jaren dertig werd het Amsterdamse Bos (Boschplan) aangelegd door werklozen. De verlaging van de steunuitkeringen van werklozen in 1934 leidde tot het Jordaanoproer, waarbij vijf doden vielen. De Tweede Wereldoorlog kostte aan ongeveer 110.000 Amsterdammers het leven. Van de omvangrijke Joodse gemeenschap overleefde het merendeel, ongeveer 75.000 Joden, de bezettingstijd niet. De verzetsbeweging was in Amsterdam omvangrijk, en bracht groepen voort als Vrij Nederland en het kunstenaarsverzet met Gerrit van der Veen. Anne Frank dook in de stad onder en schreef er haar wereldberoemde dagboek. Ook de hongerwinter eiste, zoals in heel West-Nederland, een hoge tol in de stad. De fysieke oorlogsschade bleef uiteindelijk beperkt in vergelijking met steden als Rotterdam en Den Haag. De meeste schade werd veroorzaakt in 1943 door de geallieerde bombardementen op Amsterdam-Noord, waarbij ruim 200 mensen omkwamen. Na de oorlog werd het Algemeen Uitbreidingsplan grotendeels uitgevoerd, zo verrezen de Westelijke Tuinsteden en Buitenveldert. Ook Amsterdam-Noord onderging een grote uitbreiding. Ook de bestaande stad werd veranderd: cityvormingsplannen in de jaren zestig en zeventig zorgden onder andere voor de aanleg van een metrolijn en de afbraak van grote delen van de oude Jodenbuurten en nieuwbouw. In 1966 heide burgemeester Ivo Samkalden in de polder Bijlmermeer de eerste paal voor de bouw van 5.000 woningen de grond in. Ook het maatschappelijke gezicht van de stad veranderde in de decennia na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren vijftig had een liberale houding van het stadsbestuur een vroege opkomst van homo-uitgaansgelegenheden mogelijk gemaakt, die later gevolgd werd door de maatschappelijke emancipatie van homoseksuelen, waardoor Amsterdam enkele decennia lang als de homohoofdstad van Europa gold. De grote hoeveelheid protesten en sociale bewegingen in de stad zorgde regelmatig voor rellen en opstanden. In het kielzog van de Parijse studenten-opstanden in de jaren zestig, ontstond in Amsterdam de kunstzinnige anarchistische Provobeweging, die tegen de autoriteiten streden met ludieke acties, zoals happenings rond Het Lieverdje (Spui), maar ook met het afsteken van een rookbom tijdens het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus in maart 1966. In juni van datzelfde jaar vond een bouwvakkersopstand plaats. Bij deze zogenoemde Telegraafrellen vielen een dode en tientallen gewonden, waarop de burgemeester en de hoofdcommissaris van politie moesten aftreden. Rellen braken ook uit op 25 augustus 1970 toen het slaapverbod bij het Nationaal Monument op de Dam inging. Drie dagen lang was het onrustig in de stad met her en der opstootjes, gewonden en vernielingen, waarbij een groep mariniers illegaal optrad tegen vooral alternatieve, langharige jongeren. Later zouden de jongeren en hippies niet meer op de Dam maar in het Vondelpark overnachten. Burgers en buurtbewoners kwamen grootschalig in verzet tegen gemeentelijke plannen voor afbraak van de voormalige Jodenbuurten met vervangende nieuwbouw boven de nieuw te bouwen metrolijn. Een grote demonstratie in 1975 mondde uit in de Nieuwmarktrellen. In de jaren zeventig en tachtig kwamen veel, vooral jonge, nieuwe Amsterdammers uit de middenklassen in verzet tegen het grote tekort aan betaalbare woningen, de hoge leegstand, de verwaarlozing van woningblokken en de verpaupering van 19e-eeuwse wijken. Als protest en als praktische oplossing bezetten ze leegstaande panden, knapten ze op en gingen er wonen. Vanaf begin jaren tachtig vonden herhaaldelijk demonstraties plaats en breed verzet tegen ontruimingen. Veel buurtbewoners sympathiseerden met de krakers. In maart 1980 rolden er tanks door de stad om barricaden tegen een ontruiming van panden in de Vondelstraat te slechten. Een andere climax was het Kroningsoproer op 30 april 1980 ("Geen woning, geen kroning") rondom de plechtigheden inzake de inhuldiging van prinses Beatrix tot nieuwe koningin van Nederland in de Nieuwe Kerk op de Dam. Er waren vooral op en rond het Rokin brandende barricades en er werd gevochten tussen de Mobiele Eenheid en demonstranten, waarbij zeker 400 gewonden vielen. Ook in de jaren erna waren er regelmatig krakersrellen, maar wel op kleinere schaal. Vreedzaam was de grote vredesdemonstratie tegen kruisraketten op 21 november 1981 met 400.000 deelnemers. Slachtoffers vielen daarentegen wel bij een brand in Hotel Polen op het Rokin in mei 1977, waarbij 33 doden vielen. Ook het pand van boekhandel De Slegte ernaast ging in vlammen op, waardoor een groot aantal waardevolle antiquarische boeken verloren ging. In de jaren zeventig en tachtig werd in de binnenstad begonnen met stadsvernieuwing en trokken zowel gezinnen als bedrijven de binnenstad uit, op zoek naar meer ruimte. De komst van hoogopgeleide en goed verdienende jongeren in hun plaats versterkte het draagvlak voor horeca en allerlei andere dienstverlenende bedrijvigheid. Vanaf 1984 nam het aantal inwoners na twintig jaar weer toe. Sinds de jaren 90 zijn ook de randen van de stad omgevormd en uitgebreid. In de Bijlmermeer, berucht geworden als kansarme wijk en als locatie van een vliegtuigramp in 1992, maakten de kenmerkende honingraatflats plaats voor vernieuwing om de woonomgeving te verbeteren. Een andere vernieuwingsoperatie is de omvorming van het Oostelijk Havengebied van vervallen havengebied tot een moderne woonwijk. Tegelijkertijd breidde de stad zich weer naar buiten uit, met bijvoorbeeld de bouw van de nieuwe wijken De Aker en Nieuw Sloten in het zuidwesten van de stad en, recenter, de ontwikkeling van de wijk IJburg op een aantal kunstmatige eilanden in het IJmeer. Met de start van de bouw van het zakendistrict Zuidas heeft de stad ook een begin gemaakt aan een belangrijke economische stadsuitbreiding. Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland, in het westen van Nederland. Het ligt aan de Amstel en het IJ. De haven van Amsterdam is via het Noordzeekanaal verbonden met de Noordzee. De binnenstad is opgedeeld in ongeveer 90 "eilanden". Van de 1539 bruggen en viaducten die de gemeente telt, liggen er 252 in de binnenstad. De binnenstad ligt ongeveer een meter boven zeeniveau en heeft, net als de omgeving, een zeer vlak (polder)landschap, dat in sommige gevallen, zoals bij de Haarlemmermeer, Watergraafsmeer en de Beemster, is ontstaan door droogmaking van vroegere meren. Amsterdam ligt in een gebied met een gematigd zeeklimaat, waarbij de weerpatronen sterk worden beïnvloed door de nabijheid van de Noordzee in het westen en de daarmee gepaard gaande westelijk georiënteerde winden en stormen. De wintertemperaturen zijn er mild; gemiddeld boven nul, al is vorst niet ongewoon tijdens periodes met oostelijke of noordoostelijke wind vanuit het Europese binnenland, zoals uit Scandinavië en Rusland, tot diep in Siberië aan toe. De zomers zijn er warm, maar zelden heet. Er worden regelmatig dagen met grote neerslag waargenomen, maar de jaarlijkse neerslag komt niet boven de 800 mm uit. De meeste neerslag valt als aanhoudende motregen of lichte regen. Er kan, bijvoorbeeld bij storm, in één keer een grote hoeveelheid neerslag worden aangevoerd, waarop de pompen rond de stad moeten worden ingezet om het water over te hevelen naar hogere gronden en de zee. De aanwezigheid van veel waterbekkens zorgt ervoor dat bewolkte en vochtige dagen veel voorkomen, met name in de koelere maanden van oktober tot maart. De binnenstad van Amsterdam bevindt zich ten zuiden van het IJ. Het oudste gebied van de stad is de Wallen, wat als prostitutiegebied geldt. Rond de oudste kern ontwikkelde zich tot in de 17e eeuw in de grachtengordel. Op 1 augustus 2010 werd de grachtengordel op de Werelderfgoedlijst van UNESCO geplaatst. De binnenstad heeft verschillende beschermde stadsgezichten: Binnen de Singelgracht en de Nieuwmarktbuurt. Buiten het historisch centrum en de Grachtengordel liggen ringvormig de in de 17e eeuw gebouwde voormalige arbeidersbuurten de Jordaan en de Oostelijke Eilanden en de in de 19e eeuw gebouwde toenmalige arbeidersbuurten Spaarndammerbuurt, Staatsliedenbuurt, Kinkerbuurt, Pijp en Oost. Bekende plaatsen in de stad zijn De Dam, het Museumplein, het Vondelpark, het Waterlooplein en dierentuin Artis. Grote stadsuitbreidingen waren de uitleg van Amsterdam in de 17e eeuw, waarbij de stad in vier fases explosief groeide; de 19e-eeuwse gordel met arbeiderswoningen naar het uitbreidingsplan van Jan Kalff uit 1877; de uitbreidingen Plan Zuid en Plan West in de bouwstijl Amsterdamse School naar de plannen van H.P. Berlage in de jaren twintig. Ook delen van de Spaarndammerbuurt zijn gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School. Het Algemeen Uitbreidingsplan van Cornelis van Eesteren uit de jaren dertig was de basis voor grootschalige uitbreidingen in westelijke en zuidelijke richting. Door dit uitbreidingsplan kreeg Amsterdam zijn lobben- of scheggenstructuur, waarbij de bebouwde delen in vingervorm uitsteken, afgewisseld door groengebieden (groene scheggen). Ten noorden van het IJ ligt stadsdeel Amsterdam-Noord, dat met de rest van de stad is verbonden door IJ-veren, de Noord/Zuidlijn en tunnels. Een deel bestaat uit open polderland met dorpen als Durgerdam, Holysloot, Ransdorp en Zunderdorp en heet in de volksmond Landelijk Noord. Groenvoorzieningen vormen 12% van de oppervlakte van Amsterdam en de stad telt circa 400.000 bomen. Bekende parken zijn het Vondelpark en het Oosterpark. Ten zuidwesten van de stad ligt het ruim 1.000 hectare grote Amsterdamse Bos, aangelegd vanaf 1934 als arbeidsvoorziening tijdens de crisis van de jaren dertig. De bevolkingsgegevens van Amsterdam worden bepaald voor de gehele gemeente. De oudere gegevens betroffen de gegevens van de toenmalige stad. Volgens een persbericht uit juli 2008 zou het inwoneraantal van Amsterdam tot 2025 stijgen met 12,6%. Daarvan uitgaande zou Amsterdam in dat jaar zo'n 845.000 inwoners tellen. De bevolking groeit echter sneller dan gedacht. Volgens een onderzoek door het bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam in 2016 zal de gemeente in 2025 ongeveer 906.000 inwoners tellen. Begin 2013 telde Amsterdam 799.442 inwoners, van wie ruim 50% autochtonen zijn (in Nederland bijna 80%; in 2018 officieel 75%), en 49,5% allochtonen (in Nederland 20,58%; 2018: 25%). Ruim 30% van de bevolking bestaat uit niet-westerse allochtonen, in heel Nederland is dat ruim 10%. In 2007 woonde een wereldwijd recordaantal van 177 verschillende nationaliteiten in de stad. In december 2015 was dit aantal gestegen tot 180.Amsterdam kent van oudsher een bevolking die steeds weer nieuwe groepen buitenlanders opneemt en integreert tot een nieuwe autochtone eenheid. Om verschillende redenen kwamen vanuit vele landen mensen naar de hoofdstad: Fransen (hugenoten), (protestantse) Vlamingen, Brabanders, Spaans-Portugese en Oost-Europese Joden. Zij zochten de tolerantie van de stad, Amsterdam kende al vroeg de vrijheid van godsdienst. Ook kwamen velen af op de werkgelegenheid: Friezen, Duitsers en Scandinaviërs. Van de 15e tot de 19e eeuw waren inwoners uit het Duitse Rijk de grootste groep immigranten in Amsterdam. In 2010 kwamen de meeste mensen die zich nieuw vestigden uit Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en India. Toen China in 1911 een republiek werd, emigreerden veel Chinezen naar het buitenland, waaronder ook een kleine groep naar Nederland. Chinese scheepslui vestigden zich in de Bantammerbuurt, nu Amsterdamse Chinatown. In deze (kleine) Chinese buurt wonen nog steeds wat Chinezen. De nakomelingen van deze eerste Chinese generatie zijn van gemengde afkomst en wonen veelal buiten de Chinese buurt. Vanaf 1960 worden door Nederlandse bedrijven actief jonge mannen geronseld in arme gebieden in Italië, Joegoslavië, later in Turkije en Marokko om als "gastarbeider" naar Nederland te komen. Een deel komt in Amsterdam te werken. Bij de voorbereiding van de onafhankelijkheid van Suriname kregen Surinamers het recht te verhuizen naar Nederland en het Nederlanderschap te behouden. Daarvan maakten velen gebruik waarvan een groot deel zich in Amsterdam vestigde: in de nieuwe wijk Bijlmermeer, omdat daar veel plaats was, in de Pijp en in Oost. Vanaf de jaren tachtig veranderde de stad in demografisch opzicht. Doordat in korte tijd veel meer vrouwen gingen werken werd er later getrouwd en kwamen er minder kinderen, er kwamen meer alleenstaanden en meer ouderen. Stijgende huren in de stad, betere lonen, verhoogde woningeisen en betaalbare nieuwbouw in omliggende gemeenten trokken veel oud-Amsterdammers met jonge kinderen naar buursteden als Almere, Amstelveen, Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad. Tegelijkertijd vestigden zich in een relatief korte tijd een relatief grote groep migranten uit vooral Turkije en Marokko in een paar oude wijken. Deze veranderden daardoor snel van karakter. In 2010 was de helft van de Amsterdammers "autochtoon" en had ruim 30% van de bevolking een niet-westerse achtergrond (tegenover ruim 9% landelijk). Van de kinderen beneden de 18 jaar had meer dan de helft geen autochtone ouders. Minder dan de helft (44 procent) van de inwoners van Amsterdam was in 2006 in de hoofdstad geboren, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de binnenstad was een derde Amsterdammer van geboorte. De meeste oorspronkelijke Amsterdammers waren in 2006 te vinden in de tuindorpen Oostzaan, Nieuwendam en Buiksloot. De laatste groepen instromers hebben geen grote veranderingen gebracht in de segregatie. Gegoede burgers en intelligentsia domineren van oudsher de Grachtengordel en sinds de bouw ervan de wijk Zuid. Sinds de jaren tachtig stroomden ze naar de Jordaan en de eilanden, waar stadsvernieuwing en huurverhoging de oorspronkelijke, minder gegoede bewoners hadden verdreven. Mensen met lagere inkomens per gezinslid zijn te vinden in onder andere Bos en Lommer, Overtoomse Veld, de Bijlmer en Amsterdam-Noord. Middengroepen wonen sinds de bouw in de Plantage, Rivierenbuurt, de Watergraafsmeer, Buitenveldert, het Oostelijk Havengebied en IJburg en sinds de jaren negentig ook in Oud-West, de Baarsjes, Oost en de Staatsliedenbuurt. De stad verandert mee met haar bevolkingsstructuur. Voormalige eenvoudige wijken met kleine en slechte woningen als Jordaan, Nieuwmarktbuurt, Weesperbuurt, Staatsliedenbuurt en De Pijp gingen door een fase van gentrificatie en hebben nu een sociaal gemengde bevolking. Vanaf 2008 maken Oost en de Indische Buurt eenzelfde ontwikkeling door. Ook is er altijd een zogenaamde etnische dimensie geweest aan groepen migranten. In 1578 werd in Amsterdam, relatief laat voor een stad in het gewest Holland, de katholieke stadsregering afgezet en sloot de stad zich aan bij de andere Hollandse steden in de Opstand tegen Spanje. De kerken en kapellen kwamen in protestantse handen en iedereen die niet de "gereformeerde" (hervormde) religie aanhing (rooms-katholieken, lutheranen, remonstranten, doopsgezinden) moest zijn toevlucht zoeken in schuilkerken of ontvluchtte de stad - tijdelijk dan wel permanent. Aan het eind van de 16e eeuw en in de 17e eeuw kreeg de stad veel immigranten die andere geloven meebrachten, zoals Sefardische Joden, hugenoten en protestanten uit de Zuidelijke Nederlanden. Amsterdam kende tot in de twintigste eeuw een groot aantal Joden, maar de Tweede Wereldoorlog kostte aan een groot deel van hen het leven: 75.000 Joden overleefden de oorlogstijd niet. Wrang is dat de naam Mokum oorspronkelijk door de Joden aan de stad gegeven werd. Later in de twintigste eeuw werden door de komst van immigranten uit onder andere Suriname en Afrikaanse landen nieuwe godsdiensten geïntroduceerd, zoals de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme. Voor rooms-katholieken is Amsterdam nog steeds een belangrijk bedevaartsoord. Elk jaar komen in het weekeind na 12 maart gemiddeld zo'n 5000 bedevaartgangers naar het Spui en het Begijnhof, alwaar de huidige Heilige Stede voor het Mirakel van Amsterdam is gelegen. Vanaf het Spui beginnen vervolgens de meesten omstreeks middernacht aan een Stille Omgang door de binnenstad ter ere van dat Mirakel. Amsterdam is bovendien de enige plaats in Nederland met 'erkende' Mariaverschijningen: die aan Ida Peerdeman. Ze vonden tussen 1945 en 1959 plaats. De bisschop van Haarlem-Amsterdam erkende de cultus in 2002. Zowel de verschijningen als de bisschoppelijke erkenning zijn echter omstreden; het Vaticaan wijst de verschijningen en de bijbehorende boodschappen nog steeds ondubbelzinnig af. Niettemin komen elk jaar op of rond 31 mei een paar duizend Mariavereerders in Amsterdam bijeen. Een meerderheid van de Amsterdammers, 56%, verklaarde in 2000 in een enquête zich "niet verwant te voelen" aan een kerkgenootschap of religieuze of levensbeschouwelijke stroming. De religies met de meeste aanhang zijn het christendom (17%) en de islam (14%). De gemeentelijke enquête betrof de identificatie en het "gevoel van verwantschap". Bij een onderzoek van het Amsterdamse Bureau voor Onderzoek en Statistiek werd de verwachting uitgesproken dat de islam vanwege de groei van de Marokkaanse en Turkse bevolking binnen enkele jaren de grootste godsdienst zou zijn.Het merendeel van de Amsterdamse scholen is niet-confessioneel (dat wil zeggen voor openbaar of algemeen bijzonder onderwijs), al is het verschil met religieus onderwijs (56% versus 44%) beperkt. Amsterdam is de hoofdstad van Nederland vanaf de tijd van het bestuur van Lodewijk Napoleon over Nederland, dat hem door zijn oudere broer Napoleon I was gegeven in 1806. Als hoofdstad van het nieuwe koninkrijk koos hij Amsterdam en na een feestelijke binnenkomst in de stad, kreeg hij op 20 april 1808 de stadssleutels overhandigd. Deze dag wordt gezien als de eerste dag van Amsterdam als hoofdstad van Nederland. In 1908 werd het honderdjarige jubileum gevierd met een feest van een week lang. In 2008 werd er geen aandacht aan besteed. Na vertrek van de Fransen is het landelijk bestuur verplaatst naar Den Haag waar sindsdien parlement en regering zijn gevestigd. De gemeente Amsterdam is sinds de herindeling van de stad vanaf 1 mei 2010 verdeeld in zeven stadsdelen. Daarvoor waren er veertien stadsdelen, drie bleven ongewijzigd, terwijl de andere fuseerden tot vier nieuwe stadsdelen. De stadsdelen waren tot 19 maart 2014 als gemeenten georganiseerd en waren ook in belangrijke mate autonome organen. In afwijking van het gemeentelijk model hebben de stadsdelen een (door de Raad) gekozen 'burgemeester'. Het havengebied Westpoort wordt centraal door de gemeente bestuurd. Amsterdam maakte tot 1 januari 2015 deel uit van de plusregio Stadsregio Amsterdam, die 16 gemeenten en ruim 1,3 miljoen inwoners telt. Daarnaast werkt de gemeenten samen met de andere gemeenten in de Noordvleugel van de Randstad in de Metropoolregio Amsterdam. Waar de stad in de Gouden Eeuw werd bestuurd door Groote Heeren kan Amsterdam sinds het ontstaan van het begrip links als linkse stad worden bestempeld, al sinds liberalen als Willem Treub in het bestuur zaten. Vanaf het begin speelt de sociaaldemocratie een belangrijke rol in het gemeentebestuur met namen als Wibaut, De Miranda en Schaefer en burgemeesters als d'Ailly, Van Hall, Polak en Van Thijn. Ook links van de SDAP en PvdA zijn er relatief veel kiezers, verdeeld over meerdere partijen en het anarchistisch gedachtegoed (Domela rond 1900, Provo in de jaren zestig) is ook meestal vertegenwoordigd. Het stadsbestuur vaart soms een eigenzinnige koers ten opzichte van de rest van Nederland, wat heeft geleid tot de uitdrukking 'Republiek Amsterdam'. Amsterdam heeft een traditie van tolerantie. Deze is geworteld in de noodzaak nieuwe bewoners van het platteland, uit andere steden en andere landen toe te laten om verzekerd te zijn van voldoende arbeidskracht, kennis, innovatie, geld etc. Zo lieten de regenten in de 17e en 18e eeuw katholieken, lutheranen en andere protestanten, joden en vrijdenkers een voor die tijd ongekende ruimte, met een bijbehorende vrijheid van drukpers. Golven van immigranten hebben zich mede daarom in Amsterdam gevestigd. Het wapen van Amsterdam bestaat uit drie Andreaskruisen, die verticaal onder elkaar staan. Ditzelfde vindt men terug op de Amsterdamse vlag, maar dan horizontaal. De vlag stond vroeger ook wel bekend als het "Driekruis Rood". Als oorsprong van het wapen van Amsterdam wordt door historici het wapen van de familie Persijn genoemd. Jan Persijn was heer van 'Amstelledamme' van 1280 tot 1282. Na de Tweede Wereldoorlog werd, als hulde aan het verzet van Amsterdammers, het devies 'Heldhaftig, Vastberaden, Barmhartig' aan het wapen toegevoegd, met koninklijke toestemming van toenmalig koningin Wilhelmina in 1946. Het gemeentebestuur van Amsterdam kan aan verdienstelijke personen en organisaties onder andere de volgende onderscheidingen toekennen: De Medaille van de Stad Amsterdam is de hoogste onderscheiding en heeft drie graden: goud, zilver en brons. De Frans Banninck Cocq Penning wordt uitgereikt aan Amsterdammers die zich gedurende minstens tien jaar bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de stad. Deze penning is ingesteld op 29 oktober 1996 en is vernoemd naar de 17e-eeuwse burgemeester Frans Banninck Cocq. Hij is onder meer uitgereikt aan Frank de Boer, Jos Brink, Drs. P, André van Duin, Herman van Veen, Jeroen Krabbé, Coos Huijsen en Liesbeth List. De Andreaspenning kan worden uitgereikt aan personen die voor de stad prestaties met een landelijke uitstraling hebben verricht op het gebied van sport, wetenschap, journalistiek, kunst, politiek, economie, media, onderwijs of musea. De penning kan ook worden verleend aan personen die zich minimaal tien jaar als vrijwilliger voor een stichting of vereniging met een maatschappelijk doel hebben ingezet. De Jubileumpenning van de stad kan worden toegekend wanneer een Amsterdamse vereniging, stichting of andersoortige organisatie een jubileum (vanaf 50 jaar) viert. Het Ereteken van Verdienste van de stad Amsterdam is een onderscheiding die wordt uitgereikt aan personen die zich gedurende 25 jaar hebben ingezet voor een Amsterdamse vereniging, stichting of instelling. Het algemene beeld dat van Amsterdam geldt is dat van een handelsstad. Al in de Gouden Eeuw ging dat niet zonder industrie (scheepsbouw, bierbrouwerij, touwslagerij, houtzagerij), zakelijke diensten (beurs, verzekeringen, bankwezen), communicatie (uitgeverijen, drukkerijen), wetenschap (Atheneum Illustre, kennisinstituten) en gelegenheidsdiensten (kroegen, theaters en restaurants). Het is vooral die economische diversiteit die al eeuwenlang de economische kracht van Amsterdam vormt. De ontvankelijkheid voor nieuwigheden (economisch en cultureel klimaat) heeft ervoor gezorgd dat Amsterdam de boot van de nieuwe technologie niet heeft gemist en inmiddels een van de wereldhoofdsteden van de ICT-economie is (een op de zeven arbeidsplaatsen is nu in die sector). Heel passend in de Amsterdamse context gaat dat overigens meer over 'toepassing' dan over 'techniek'. De hedendaagse creatieve klasse speelt een belangrijke rol in de voortdurende vernieuwing van de Amsterdamse economie. Zij zou dat echter niet kunnen zonder steun van gelegenheidsdiensten en omringende traditionele dienstverlening. Amsterdam gold in 2008 als de op vijf na belangrijkste zakenstad van Europa, na Londen, Parijs, Frankfurt, Brussel en Barcelona. Op de ranglijst van de duurste steden ter wereld stond Amsterdam in 2008 op de 25e plaats volgens de jaarlijkse Cost of Living Survey uitgevoerd door Mercer Human Resource Consulting, dezelfde plaats als in 2007. De economische activiteiten in Amsterdam concentreren zich in het stadscentrum, waar ruim 80.000 mensen een baan hebben. Vooral veel advocatenkantoren en banken hebben een vestiging in de grachtengordel of in Amsterdam-Zuid. De laatste jaren worden gekenmerkt door een verschuiving van bedrijven naar perifere locaties als de omgeving van station Sloterdijk, de omgeving van de Johan Cruijff ArenA, nabij het Amstelstation en de Zuidas. Deze gebieden worden gekenmerkt door hoogbouw. De Zuidas moet uitgroeien tot het tweede centrum van de stad en het nieuwe zakelijk gezicht van Nederland. Veel mensen komen naar Amsterdam om te winkelen, vooral in Amsterdam-Centrum met de bekende Kalverstraat, Nieuwendijk, Leidsestraat, Utrechtsestraat, Magna Plaza en de Negen Straatjes. Verder zijn er verspreid over de stad diverse winkelcentra. Winkelen in de Kalverstraat is een populair uitje voor mensen van buiten Amsterdam. Vooral op de wekelijkse koopzondag in de binnenstad is de toestroom erg groot. Wekelijks passeren meer dan 900.000 mensen de Kalverstraat. Hierdoor is het de drukste straat van Nederland. De straat wordt gekenmerkt door de populaire winkelketens. De hoge huurprijzen zorgen ervoor dat de stad in 2007 op een (met de Karl Johan Gate in Oslo gedeelde) 21e plaats van duurste winkelstraten ter wereld stond.In Oud-Zuid bevindt zich de P.C. Hooftstraat, bekend als een van de duurste winkelstraten van Nederland. Er zijn tientallen wereldmerken te vinden in de dure boutiques als Louis Vuitton, Cartier, Chanel en Gucci. De laatste jaren is er een aantal grote namen bijgekomen. Er bestaat nog steeds interesse vanuit andere buitenlandse luxemerken om naar Amsterdam te komen, maar velen van hen willen per se in deze betrekkelijk korte straat waardoor een 'wachtlijst' is ontstaan, en Amsterdam het nog even zonder moet stellen. Wel valt waar te nemen dat de ontwikkeling van de omgeving van de P.C. Hooftstraat in de lift zit. Er zijn 33 weekmarkten in Amsterdam. Bovendien zijn er enkele dagmarkten, zoals de Albert Cuypmarkt, de Dappermarkt, de Waterloopleinmarkt, de Noordermarkt en de Bloemenmarkt aan het Singel. Op Koningsdag vindt de bekende vrijmarkt plaats. Het toerisme in Amsterdam is belangrijk voor de stad; met 5 miljoen bezoekers (2015) is het de op vier na vaakst bezochte stad van Europa. Ook komen er jaarlijks een kleine 16 miljoen dagjesmensen naar Amsterdam. In 2016 steeg dit aantal tot 17 miljoen.De oorzaken voor deze groei zijn divers. Zo is de stad weer terug van weggeweest waar het gaat om de populariteit onder Nederlandse jongeren. Onder hen zijn vooral de vele winkels, de horeca en de culturele instellingen en evenementen een reden voor een bezoek.Groei is er ook voor de Amsterdamse musea. Na een decennium waarin diverse musea wegens verbouwingen (gedeeltelijk) gesloten waren, zijn sinds het voorjaar van 2013 alle grote musea weer voor het publiek toegankelijk. Dit heeft zijn weerslag op het aantal bezoekers. Amsterdam ontving in 2014 ruim een half miljoen museumbezoekers meer dan het jaar ervoor, totaal zo'n 12 miljoen. Dit is een verdubbeling ten opzichte van tien jaar daarvoor. In 2016 ontving het Rijksmuseum 2,2 miljoen bezoekers, het Van Gogh Museum 2,1 miljoen bezoekers en het Anne Frankhuis circa 1,3 miljoen bezoekers. Dit zijn tevens de drie drukst bezochte musea in Nederland. Andere druk bezochte musea zijn het EYE Filmmuseum (711 duizend bezoekers), het Stedelijk Museum (650 duizend), NEMO (620 duizend), de Hermitage (meer dan 470 duizend), het Scheepvaartmuseum (292 duizend), het Amsterdam Museum (495 duizend ) en het Joods Historisch Museum (325 duizend).Andere toeristische trekpleisters blijven onverminderd populair. De meestbezochte attractie van de stad blijft een tocht per rondvaartboot door de Amsterdamse grachtengordel. Rondvaartboten trokken in 2007 3,2 miljoen bezoekers en scoorden daarmee als tweede op de lijst van de vaakst bezochte attracties van Nederland. De Efteling stond op de eerste plaats, met slechts 35.000 bezoekers meer. Onder de toeristen zijn voorts de vele andere musea, de coffeeshops, de restaurants en de raamprostitutie op de Wallen ('Red Light District') populair. Tot slot profiteert Amsterdam van de opkomst van nieuwe toeristengroepen. Tegenwoordig doet Amsterdam het bijvoorbeeld goed als cruisebestemming. Deze nieuwe sector is snel groeiend. Het toerisme naar de hoofdstad in zijn geheel groeit in economisch gunstige tijden gestaag met enkele procenten per jaar. Vooral van de Chinese en Indiase markt valt nog veel groei te verwachten. De huidige toeristenstroom naar Amsterdam bestaat vooral uit Britten, Chinezen, Duitsers, Amerikanen en Japanners. De laatste jaren neemt het aandeel Zuid-Europese toeristen toe. Op diverse plaatsen en tijdstippen bereikt de toeristendrukte inmiddels de grenzen van het absorptievermogen van de binnenstad. De hotelmarkt in Amsterdam groeit gestaag. In 2004 waren er ruim 18.000 hotelkamers met 45.000 bedden beschikbaar. In de regio zijn meer dan 21.000 hotelkamers. De komende tien jaar is een behoefte aan 13.000 hotelkamers meer in de regio. De laatste jaren wordt met de bouw van vooral grote en megahotels gewerkt aan het wegwerken van het kamertekort in de hoofdstad. In 2014 waren deze aantallen gestegen tot 413 hotels met ruim 25.000 kamers en circa 55.000 bedden. In de metropoolregio Amsterdam bedragen deze aantallen: 625, 36.000 en 77.000. In 2017 telde Amsterdam 479 hotels met een totale capaciteit van 32.602 kamers en 71.879 bedden.Volgens critici heeft de grote toevloed van toeristen en dagjesmensen de binnenstad van Amsterdam tot 'openluchtpretpark' gemaakt. Dit wordt door bestuurders niet als wenselijk beschouwd en het heeft meermalen tot actieplannen geleid om de ergste overlast te beperken. Zo zouden toeristen naar andere locaties in de stad moeten worden gelokt, zoals De Pijp, het Centrumgebied Zuidoost en op de lange termijn naar de Zuidas. De gemeente streeft ernaar een grotere groep cultuurtoeristen en liefhebbers van (moderne) architectuur aan te trekken. De 'Wallen-gerelateerde' attracties dienen om die reden zo veel mogelijk geconcentreerd te worden. Zo werd een populair stripcafé aan het Damrak onder druk van de gemeente gesloten en zijn bijna alle grotere seksshops buiten het Wallengebied verplaatst. Ook werden in grote delen van het centrum bierfietsen verboden. Er zijn vele - bijna honderd - musea in Amsterdam. De grootste musea liggen aan het Museumplein, dit zijn het Van Gogh Museum, het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld Het Scheepvaartmuseum, het Tropenmuseum, het Amsterdam Museum, het Joods Historisch Museum en het paleis op de Dam. Andere kleine, beroemde musea zijn het Anne Frank Huis en het Rembrandthuis. In Amsterdam staan veel kunstwerken in de openbare ruimte. Zie de lijst van beelden in Amsterdam-Centrum, Amsterdam Nieuw-West, Amsterdam-Noord, Amsterdam-Oost, Amsterdam-West, Westpoort, Amsterdam-Zuid en Amsterdam-Zuidoost. In Amsterdam zijn diverse schouwburgen en theaters voor toneel, waaronder het Koninklijk Theater Carré, het DeLaMar, de Stadsschouwburg en het Compagnietheater. Het Nieuwe de la Mar Theater is in 2005 gesloopt, waarna er een nieuw theater onder de naam DeLaMar gebouwd werd en in 2012 geopend. Drie bekende cabarettheaters in de stad zijn De Kleine Komedie, Boom Chicago en Toomler. De stad kent ook twee grote concertzalen, namelijk het moderne Muziekgebouw aan 't IJ en het klassieke Concertgebouw aan de Van Baerlestraat. Onder andere het wereldberoemde Koninklijk Concertgebouworkest speelt in het Concertgebouw. In de Stopera huist ook het Muziektheater, de thuisbasis van De Nederlandse Opera en Het Nationale Ballet. Grote (pop-)optredens worden veelal in de AFAS Live (voorheen de Heineken Music Hall), de Johan Cruijff ArenA en Ziggo Dome gehouden. Daarnaast zijn vlak bij het Leidseplein ook de bekende poptempels Paradiso en Melkweg gevestigd, alsmede De Balie en het City Theater. Dat laatste was van 2007 tot 2012 gesloten vanwege een grootscheepse renovatie. Aan het begin van de 21e eeuw verrees op het terrein van de oude Westergasfabriek een nieuw cultuurpark, waar tegenwoordig vele exposities en optredens plaatsvinden. In Amsterdam zijn er meerdere filmtheaters en bioscopen, waaronder het Theater Tuschinski, Pathé de Munt, Rialto, Filmtheater de Uitkijk, The Movies, de Filmhallen en EYE Film Instituut Nederland. Amsterdam kent een zeer gevarieerd en drukbezocht uitgaansleven. De belangrijkste uitgaanspleinen met terrassen en horecagelegenheden voor zowel Amsterdammers als toeristen zijn het Leidseplein en het Rembrandtplein. In deze omgeving bevinden zich ook de bekendste clubs: Jimmy Woo, Supperclub, Escape, Sugar Factory en Club AIR. Daarnaast zijn er elders in de stad nog Bitterzoet, ClubNL en Panama. Sinds 2015 hebben onder meer de A'DAM Toren en Radion en De School in stadsdeel West een 24-uursvergunning, die er op initiatief van de Amsterdamse nachtburgemeester gekomen is.De stad heeft de meeste cafés van Nederland, hoewel het aantal is teruggelopen van 1410 in het jaar 2000 naar 1021 in 2012. Tegelijk maken veel ouderwetse bruine buurtkroegen plaats voor koffiebars, biercafés, cocktailbars en andere hippe zaken met jonger publiek. Een paar van de oudste en bekendste cafés zijn Karpershoek, Café Hoppe, Café Américain, Bodega Keijzer, Schiller, Reynders, Mulligans Irish Music Bar, De Jaren en The Three Sisters. Tegenover het dalende aantal cafés staat een sinds 2010 sterk stijgend aantal restaurants, niet alleen meer in het centrum maar ook in de omliggende stadsdelen, vaak gericht op een jonger publiek (zoals hipsters) en met een hogere kwaliteit voedsel. Daarnaast blijven veel restaurants gericht op (het toenemend aantal) toeristen en heeft Amsterdam de meeste zaken die met Michelinsterren onderscheiden zijn, zoals Yamazato, &samhoud places, Ciel Bleu en Librije's Zusje. Nieuwe vormen van uit eten gaan zijn een food market zoals in De Hallen en een festival als Rollende Keukens. Sinds de jaren vijftig kent Amsterdam ook relatief veel homo-uitgaansgelegenheden. Hoewel hun aantal vanaf 2010 sterk is afgenomen zijn ze nog steeds geconcentreerd in en rond de Reguliersdwarsstraat, de Kerkstraat, de Amstel, de Spuistraat en de Zeedijk. Bars voor homomannen met een leerfetisjisme zijn met name te vinden in de Warmoesstraat en sinds 2004 is er een circuit party onder de naam Rapido. Voor lesbische vrouwen resteert sinds de sluiting van Vivelavie alleen nog café Saarein. Amsterdam staat bekend om de vele coffeeshops, al is hun aantal aanzienlijk teruggelopen: van rond de 400 in 1995 naar 187 in 2014. Enkele bekende namen zijn Mellow Yellow, The Bulldog, Abraxas en de Dampkring. In 2007 werden in Amsterdam meer dan 140 evenementen georganiseerd. Enkele bekende lokale evenementen zijn in maart de religieuze Stille Omgang, het Holland Festival voor de kunsten in juni, de Pride Amsterdam, een LHBTI+-evenement in augustus waar de bekende grachtenparade onderdeel van is. In 2016 viel dit evenement samen met de EuroPride, die ook in 1994 in Amsterdam gehouden was. Later in augustus is er het Grachtenfestival Amsterdam (waarvan het Prinsengrachtconcert een van de meer dan 250 concerten is) en de driedaagse Uitmarkt. Eveneens in augustus vindt iedere vijf jaar Sail Amsterdam plaats (eerstvolgende in 2020). Over het IJ Festival is een jaarlijks terugkomend evenement, startend op de eerste donderdag in juli. Medio oktober vindt het Amsterdam Dance Event (ADE) plaats, het grootste festival voor elektronische muziek ter wereld. In november wordt Sinterklaas verwelkomd en is er het International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA). In december is er het Amsterdam Light Festival met verlichte objecten langs de grachten. Koningsdag wordt in Amsterdam uitbundig gevierd, met een kermis op de Dam (tot 2017) en een grote vrijmarkt. Tijdens de Nationale Dodenherdenking op 4 mei worden kransen gelegd bij het Nationaal Monument op de Dam. Erg populair zijn ook de uiteenlopende muziekfestivals die op vele locaties in de stad gehouden worden: hun aantal steeg van 69 in 2012 naar 91 in 2013. In 2016 telde Amsterdam in totaal 195 festivals, waarvan 125 muziekfestivals. Het aantal foodfestivals, die met name in de zomer rondom allerlei soorten eten en drinken worden gehouden, was binnen drie jaar naar 28 gestegen. Daarnaast waren er in 2016 nog 42 filmfestivals, die vooral in het voor- en najaar populair zijn en waarvan ongeveer de helft niet ouder dan 5 jaar is. Onder meer door klachten van omwonenden, minder geschikte locaties en strengere regelgeving daalde het aantal muziekfestivals van 133 in 2016 naar 100 in 2018. Het aantal foodfestivals liep terug van 32 naar 24. Amsterdam telt een aantal grote sportclubs. Het bekendst is de voetbalclub AFC Ajax, die onder meer 34 landstitels en vier Europa Cups 1 op zijn naam heeft staan. De thuishaven van de Eredivisieclub is de Johan Cruijff ArenA, dat in 1996 het stadion De Meer verving en met een capaciteit van 53.502 het grootste stadion van Nederland is. Onder meer het ijshockeyteam Amstel Tijgers, het honkbalteam Amsterdam Pirates, het basketbalteam BC Apollo en de hockeyteams Amsterdamsche H&BC en Pinoké komen eveneens uit op het hoogste niveau binnen hun sporttak, evenals de americanfootballteams Amsterdam Crusaders en Amsterdam Panthers. Americanfootballteam Amsterdam Admirals deed vanaf de oprichting in 1995 mee aan de NFL Europe, maar hield bij de opheffing van die competitie in 2007 op te bestaan. Amsterdam was de gastheer van de Olympische Zomerspelen 1928, de enige editie van de Olympische Spelen die ooit in Nederland plaatsvond. Het voor deze Spelen gerealiseerde Olympisch Stadion werd in 2000 gerestaureerd en doet tegenwoordig onder meer dienst als start en finish van de marathon van Amsterdam, die jaarlijks in oktober wordt georganiseerd. Andere terugkerende sportevenementen zijn de Dam tot Damloop, de roeiwedstrijd Head of the River Amstel en de Zesdaagse van Amsterdam voor baanwielrenners. De stad fungeerde in 1954 als startplaats van de Ronde van Frankrijk en in 2010 als startplaats van de Ronde van Italië. In 1998 vond in Amsterdam de vijfde editie van de Gay Games plaats. Het Parool, opgericht tijdens de Tweede Wereldoorlog als verzetskrant, is een landelijk verschijnend dagblad, maar met de nadruk op Amsterdam; de oplage ligt anno 2016 tussen de 60.000 en 80.000. Verder is De Groene Amsterdammer een Amsterdams weekblad. Het Algemeen Handelsblad, waar later het NRC Handelsblad (te Rotterdam) uit voortkwam, werd opgericht in Amsterdam (en is in december 2012 daar teruggekeerd) en ook nu nog hebben veel kranten de hoofdredactie in de stad: De Telegraaf, de Volkskrant, Trouw, NRC Media en Het Financieele Dagblad zijn alle gevestigd in Amsterdam, evenals de gratis krant Metro (eerder ook Sp!ts). Ook uitgeverij Elsevier, onder meer verantwoordelijk voor het gelijknamige opinieweekblad, zetelt in Amsterdam. AT5 (Amstel Televisie 5) is de lokale televisiezender. De zender bestaat sinds 1992 en heeft een aantal later landelijk bekende televisiepersoonlijkheden voortgebracht, onder wie Sacha de Boer, Matthijs van Nieuwkerk en Fons van Westerloo. De lokale zendgemachtigde is SALTO Omroep Amsterdam, waar onder meer FunX en MVS Gaystation op uitzenden. Tot 2017 deed AmsterdamFM dat ook, maar die cultuurzender is nu alleen nog online te beluisteren. Ook RTV Noord-Holland, SBS, Endemol, MTV, IDTV en diverse kleinere productiemaatschappijen hebben in Amsterdam hun (hoofd)vestiging. In de Desmet Studio's en Studio Plantage (tot 2012), beide in de Plantagebuurt, worden/werden verscheidene landelijk uitgezonden televisie- en radioprogramma's opgenomen. Daarnaast zijn er televisieopnamen op het terrein van Westergasfabriek en sinds 2014 in het Vondelparkpaviljoen. De Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX) is het grootste internetknooppunt van Nederland en een van de grootste ter wereld. Amsterdam telt twee universiteiten: de Universiteit van Amsterdam (UvA) met ongeveer 28.000 studenten en de Vrije Universiteit, vaak kortweg "VU" genoemd, met ongeveer 19.000 studenten. De faculteiten van de UvA zijn verspreid over de binnenstad van Amsterdam gevestigd, terwijl het complex van de VU aan de De Boelelaan in Buitenveldert huist. Beide universiteiten hebben erkende medische centra, de UvA het Academisch Medisch Centrum en de VU het VU medisch centrum. Op de campus van de VU is verder ook het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam of kortweg ACTA gevestigd, waar beide universiteiten gezamenlijk de faculteit tandheelkunde hebben gevestigd. Verder is er een groot aantal instellingen voor hoger beroepsonderwijs (hbo), waaronder de Gerrit Rietveld Academie, de Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Inholland en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. De Hortus Botanicus van de stad is een van de oudste ter wereld.Van oudsher telt de stad drie categoriale gymnasia: het Barlaeus Gymnasium in het Centrum, het Vossius Gymnasium en het St. Ignatiusgymnasium in Oud-Zuid. Daarnaast zijn er in 2005 twee categoriale gymnasia gestart: Het 4e Gymnasium (Westerpark) en het Cygnus Gymnasium (Oost-Watergraafsmeer). Deze moesten het tekort aan plaatsen op de bestaande gymnasia oplossen. In 1999 was 48% van de Amsterdamse scholen openbaar. Rooms-katholieke en protestantse scholen hadden allebei een aandeel van 16% in het onderwijsaanbod; verder waren er in dat jaren scholen voor oecumenisch (6%), islamitisch (4%) en overig religieus onderwijs (2%). 8% van de scholen gaf in 1999 algemeen bijzonder onderwijs. Daarnaast zijn er ook particuliere scholen in Amsterdam zoals het Luzac College en het Winford College. Het laatste biedt ook basisonderwijs aan. A1 Amsterdam – Hilversum – Amersfoort – Apeldoorn – Deventer – Hengelo – Duitsland A2 Amsterdam – Utrecht – 's-Hertogenbosch – Eindhoven – Weert – Geleen – Maastricht – grens met België bij Wezet (Visé) A4 Amsterdam – Schiphol – Leiden – Den Haag (aansluiting A13) – Delft – Schiedam – Rotterdam – Vlaardingen –Pernis – Hoogvliet (aansluiting A15) A5 Amsterdam – Knooppunt De Hoek (aansluiting A4) via Knooppunt Raasdorp (aansluiting A9) naar Knooppunt Coenplein (A8 en A10). A8 Amsterdam – Zaanstad, vanaf Zaanstad via de A7 ook verbinding met Purmerend – Hoorn – Middenmeer – Afsluitdijk – Sneek – Joure – Heerenveen – Drachten – Groningen – Bad Nieuweschans – Duitsland A9 aansluiting A1 (Gaasperdammerweg) – Amstelveen – Haarlem – Beverwijk – Alkmaar A10 Ringweg Amsterdam: Amsterdam-Zuid – Amsterdam Bijlmer – Amsterdam-Centrum – Amsterdam-Noord – Amsterdam Westpoort – Amsterdam Sloterdijk – Riekerpolder – Amsterdam-ZuidDe A3 was een geplande weg vanaf de Ringweg Zuid naar Rotterdam. Deze is echter nooit aangelegd. Het hiervoor aangelegde dijklichaam in Buitenveldert is in de jaren tachtig afgegraven en de vrijgekomen ruimte is gebruikt voor woningbouw. Mede door het groeikernenbeleid en de sterke concentratie van economische activiteiten in de netwerkstad Amsterdam, zijn de snelwegen het dagelijks toneel van files. In de komende jaren zal er worden gewerkt aan een capaciteitsuitbreiding. Zo is de Westrandweg aangelegd en in 2013 geopend, is er een tweede Coentunnel gebouwd, worden de A10-Zuid en Gaasperdammerweg verbreed en zal de verbinding naar Almere worden uitgebreid. Amsterdam heeft elf spoorwegstations. De stations Amsterdam Centraal, Sloterdijk, Zuid, Amstel en Bijlmer ArenA hebben een intercity-status. De andere stations in de stad zijn Holendrecht, Lelylaan, Muiderpoort, RAI, ArenA (alleen bij evenementen) en Science Park. Naast deze stations worden ook de stations Duivendrecht, Diemen en Diemen Zuid door reizigers van en naar Amsterdam gebruikt, maar deze stations liggen niet in de gemeente Amsterdam. Vanaf het Centraal Station en de tien andere Amsterdamse spoorwegstations zijn er treindiensten naar vele bestemmingen in Nederland, ook zijn er internationale treindiensten naar België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Het Centraal Station is het vertrekpunt voor de internationale hogesnelheidstreinen ICE, Thalys en de Eurostar. Het Centraal Station verwerkte in 2009 dagelijks 186.607 in- en uitstappers. Het is daarmee het op een na drukste station van Nederland. Ten zuidwesten van Amsterdam, in de gemeente Haarlemmermeer, ligt de internationale luchthaven Schiphol. Deze luchthaven is erg belangrijk voor de werkgelegenheid onder de Amsterdammers. Er werken 57.000 mensen. Ook zijn er door Schiphol rond de 50.000 indirecte arbeidsplaatsen. De stad heeft aan de luchthaven een deel van haar economische positie op Europees niveau te danken. Bedrijven met een vestiging in de hoofdstad noemen de luchthaven dikwijls als een van de grote kwaliteiten van de stad, en een motief om zich aldaar te vestigen. De luchthaven verwerkte in 2012 meer dan 51 miljoen passagiers en is daarmee de vijfde luchthaven van Europa. In 2015 was het aantal passagiers gestegen tot 58 miljoen en werd er 1,6 miljoen ton vracht verwerkt. Wat vrachtvervoer betreft is Schiphol de derde in grootte binnen Europa. De luchthaven is tevens erg groot in termen van het aantal verbindingen (meer dan 200) dat ze verzorgt. De hoofdgebruiker van de luchthaven is het bedrijf Air France-KLM, veelal met toestellen van de KLM. Ook prijsvechters easyJet en Transavia gebruiken Schiphol als hub. De haven van Amsterdam is na die van Rotterdam de belangrijkste van Nederland. Het is de vierde haven binnen Europa, al verschilt het in omvang niet veel ten opzichte van een handvol andere middelgrote Europese havens. Met de Amsterdamse haven worden meestal de havens langs het Noordzeekanaal bedoeld: de havens van Amsterdam, Beverwijk, Velsen/IJmuiden en Zaanstad. Naast het goederenvervoer is er ook passagiersvervoer met cruiseschepen die hun aanlegplaats hebben bij de Passenger Terminal Amsterdam aan het IJ. Het beheer van de haven is in handen van Haven Amsterdam. Amsterdam staat erom bekend dat er goede faciliteiten zijn voor fietsers. Er zijn ruim 881.000 fietsen in de stad (januari 2012); bijna 40% van alle verplaatsingen met een vervoermiddel binnen Amsterdam vindt plaats per fiets. Bijna alle delen van de stad Amsterdam zijn te bereiken met het openbaar vervoer. Zo'n 30% van alle verplaatsingen met een vervoermiddel binnen Amsterdam vindt hiermee plaats.De Amsterdamse tram wordt sinds 1900 geëxploiteerd door de Gemeentetram Amsterdam, in 1943 met de Gemeenteveren Amsterdam gefuseerd tot Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam (GVB). Sinds 1925 worden ook buslijnen geëxploiteerd en sinds 1977 ook de metro. Verschillende stadsdelen van Amsterdam zijn te bereiken per metro. Er zijn sinds 2018 vijf metrolijnen in Amsterdam: de Ringlijn (50), de metrolijn 51, de Noord/Zuidlijn (52), de Gaasperplaslijn (53) en de Geinlijn (54). In 2002 startte de aanleg van een nieuwe metrolijn dwars door het centrum van de stad, de Noord/Zuidlijn. Dit is het tweede ondergrondse traject dat in de hoofdstad werd aangelegd. De ontwikkelingen in ondergrondse metrobouw hebben decennialang stilgelegen naar aanleiding van de zeer hoge kosten en het hevig volksverzet bij de bouw van de in de jaren zeventig aangelegde Oostlijn. De Noord/Zuidlijn is na een bouwtijd van meer dan vijftien jaar in gebruik genomen op 22 juli 2018. Het tracé loopt van station Noord via Centraal Station naar station Zuid. In de binnenstad en het buitengebied ten zuiden van het IJ rijden trams op 15 tramlijnen en in de hele stad ruim 25 dagbuslijnen. Over het IJ varen diverse veerdiensten voor fietsers en voetgangers, waarvan de meeste gratis zijn. Verder rijden er ook honderden taxi's en sinds 2006 enige tientallen fietstaxi's. Nieuw in 2007 is de tuktuk. Amsterdam heeft het grootste aantal taxi's van Nederland. De grootste taxicentrale van de stad is de Taxi Centrale Amsterdam (TCA). Amsterdam is halteplaats voor een groot aantal internationale buslijnen van verschillende maatschappijen. Deze lijnen halteren meestal op plaatsen aan de rand van de stad, waar goede OV-voorzieningen naar het centrum aanwezig zijn. De grootste halteplaatsen zijn: Zeeburg (Megabus.com)In december 2014 is Eurolines verhuisd van het Amstelstation naar Duivendrecht. Lijsten van Amsterdamse onderwerpen (onder meer bezienswaardigheden, cultuur en scholen)

improved-fortnight's People

Contributors

qoutip avatar

Watchers

 avatar

Recommend Projects

  • React photo React

    A declarative, efficient, and flexible JavaScript library for building user interfaces.

  • Vue.js photo Vue.js

    🖖 Vue.js is a progressive, incrementally-adoptable JavaScript framework for building UI on the web.

  • Typescript photo Typescript

    TypeScript is a superset of JavaScript that compiles to clean JavaScript output.

  • TensorFlow photo TensorFlow

    An Open Source Machine Learning Framework for Everyone

  • Django photo Django

    The Web framework for perfectionists with deadlines.

  • D3 photo D3

    Bring data to life with SVG, Canvas and HTML. 📊📈🎉

Recommend Topics

  • javascript

    JavaScript (JS) is a lightweight interpreted programming language with first-class functions.

  • web

    Some thing interesting about web. New door for the world.

  • server

    A server is a program made to process requests and deliver data to clients.

  • Machine learning

    Machine learning is a way of modeling and interpreting data that allows a piece of software to respond intelligently.

  • Game

    Some thing interesting about game, make everyone happy.

Recommend Org

  • Facebook photo Facebook

    We are working to build community through open source technology. NB: members must have two-factor auth.

  • Microsoft photo Microsoft

    Open source projects and samples from Microsoft.

  • Google photo Google

    Google ❤️ Open Source for everyone.

  • D3 photo D3

    Data-Driven Documents codes.